14 Spuit-, vernevelstand
► Dop aanbrengen en met de beide handen
rechtsom vastdraaien – de dop zo vast moge‐
lijk dichtdraaien
14 Spuit-, vernevelstand
► De opbrengst met het doseerstuk instellen –
zie "Doseerinrichting"
► Afsluiterhendel openzetten – zie "Doseerin‐
richting"
► Spuiten (vernevelen) altijd met vol gas
14.1
Spreidrooster
Voor het gericht vernevelen van het spuitmiddel
kan de spuitstraal qua vorm en richting met de te
monteren roosters worden gewijzigd.
Zonder spreidrooster
Sproeistraal voor grote afstanden – maximale
spuitbreedte.
– Voor het bespuiten van velden en hoge plan‐
ten
– Voor een maximale bladpenetratie
0458-457-9421-C
Breedstraalrooster
Sproeistraal wordt verbreed en gedempt.
– Voor korte afstanden ten opzichte van de plant
(< 1,5 m)
– Beschadigingen van planten, vooral in kwets‐
bare stadia van de plant, worden gereduceerd
45° spreidrooster
De sproeistraal kan in een willekeurige richting
45° worden afgebogen.
– Voor het bevochtigen aan de onderzijde van
het blad
– Voor het verhogen van de opbrengst bij het
naar boven gericht sproeien
– Voor het gericht bewerken van dicht boven de
grond staande beplanting. Reduceert bij het
onderhands spuiten het wegdriften van de
spuitnevel door de wind
Duplex spreidrooster
Nederlands
71