Evt. extra leidingen monteren (max. DN70)
L Extra aansluitingen (aanvoeren, lege mantelbuis, ontluchtingsleidingen)
moeten minimaal op de hoogte van de voorgeboorde aanvoeren worden
uitgevoerd.
L Leidingen die buiten de gemonteerde aanboorvlakken (vrije vlakken, zie
nevenstaande afbeelding B) verlopen, moeten met een afdichting voor de
buisdoorvoer worden afgedicht (art. nr. 850114, 850116). Om de statistische
belasting te kunnen garanderen, mag alleen in de vrije vlakken worden
geboord en moet er een minimale afstand (10 cm) tot andere aansluitingen
worden aangehouden.
1 Vindt er geen ontluchting via de afdekking plaats, moet een aparte ontluch-
tingsleiding (via het dak) worden aangebracht.
▶ De gewenste aanvoeren intekenen, de uitlijning controleren.
▶ Controleren of de aanvoeren op een plat vlak (A = vrije vlak) of een rond vlak
(B) worden uitgevoerd. Bij ronde vlakken is in plaats van een aansluiting een
afdichting voor de buisdoorvoer (art. nr. 850114, 850116) noodzakelijk. Ervoor
zorgen dat er voldoende aansluitingen en afdichtingen voor de buisdoorvoer
beschikbaar zijn.
▶ Een boor met een passende gatenzaag (art. nr. 500101) kiezen.
▶ Het boorvlak schoonmaken.
▶ Het gat overeenkomstig de booraanwijzing van de gatenzaag uitvoeren. ➊
▶ De extra aansluiting (art. nr. 39005) zoals boven omschreven monteren. ➋
102
A
B
Inbouw- en montagehandleiding
2
1
2
1
Afb. [8]
016-083_02