Bediening
OPGELET!
■
Controleer of op het te reinigen oppervlak geen grotere en/of scherpe voorwerpen
liggen.
■
Let op de MAX-markering van de stofbak. Als deze markering tijdens het gebruik
wordt bereikt, moet de stofbak worden geleegd. Leeg en reinig de stofbak na elk
gebruik. Ook de motorfi lters moeten regelmatig worden gereinigd, om overbelasting
van de motor te voorkomen.
■
Schakel het apparaat na elk gereinigd oppervlak uit; zo wordt de werkingsduur per
acculading aanzienlijk verhoogd. Laad de accu na gebruik op (zie hoofdstuk 'Accu
opladen').
1. Kies de benodigde accessoires (zie hoofdstuk 'Apparaatoverzicht' en 'Accessoi-
res')) en bevestig deze aan het apparaat (zie hoofdstuk 'In elkaar zetten').
2. Druk op de hoofdschakelaar (12), om het apparaat in te schakelen. Het apparaat
begint direct met stofzuigen.
3. Beweeg het mondstuk over de te reinigen plaats.
4. Schakel het apparaat na het stofzuigen met de hoofdschakelaar uit.
5. Leeg en reinig de stofbak (17) (zie hoofdstuk 'Reinigen en opbergen').
Reinigen en opbergen
OPGELET!
■
Dompel de motorfi lters niet onder in water en spoel deze niet af onder stromend wa-
ter, om beschadigingen van de motorfi lters te vermijden. De fi lters zijn niet geschikt
voor de wasmachine, vaatwasser of droger.
■
Accessoires die met water gereinigd worden, moeten bij het plaatsen in het apparaat
helemaal droog zijn!
■
Voor het reinigen van de behuizing mogen geen scherpe of schurende
reinigingsmiddelen worden gebruikt. Deze kunnen de oppervlakken beschadigen.
In de loop der tijd kunnen de motorfi lters verkleuren. Dat is normaal en tast de
werking niet aan.
Stofbak legen
1. Verwijder de stofbak (17) uit de motoreenheid (13) (zie hoofdstuk 'In elkaar zetten' -
'Stofbak verwijderen/plaatsen').
2. Houd de stofbak boven een vuilnisbak
53
NL