Nederlands
Voor een noodgeval: het snel losmaken van de
schouderriem en het van de rug nemen van het
apparaat oefenen.
2.8
Motor starten
Minstens op 3 meter van de plek waar werd
getankt en niet in een afgesloten ruimte.
Het apparaat wordt door slechts één persoon
bediend – geen andere personen toelaten in de
directe werkomgeving – ook niet tijdens het star‐
ten.
De motor niet 'los uit de hand' starten – starten
zoals in de gebruiksaanwijzing staat beschreven.
Alleen op een vlakke ondergrond, op een stabi‐
ele en veilige houding letten, het apparaat goed
vasthouden.
Na het aanslaan van de motor kunnen door de in
kracht toenemende luchtstroom voorwerpen
(bijv. stenen) omhoog worden geslingerd.
2.9
Tijdens de werkzaamheden
Bij dreigend gevaar, resp. in geval van nood
direct de motor afzetten – stelknop in
stand STOP, resp. †† plaatsen.
Binnen een straal van 15 m mogen
zich geen andere personen ophou‐
den – kans op letsel door weggeslin‐
gerde voorwerpen!
Deze afstand ook ten opzichte van andere objec‐
ten (auto's, ruiten) aanhouden – kans op materi‐
ele schade!
Nooit in de richting van personen of
dieren blazen – het apparaat kan
kleine voorwerpen met hoge snelheid
omhoog slingeren – kans op letsel!
Tijdens het blazen (in open terrein en in de tuin)
op huisdieren letten, om deze niet in gevaar te
brengen.
Het apparaat nooit onbeheerd laten draaien.
Wees voorzichtig bij ijzel, regen, sneeuw, ijs,
Wees voorzichtig bij werkzaamheden op hellin‐
gen en in oneffen terrein – kans op uitglijden!
Op obstakels letten: afval, boomstronken, wor‐
tels, greppels – kans op struikelen!
Niet op een ladder, niet op onstabiele plaatsen
werken.
Bij gebruik van gehoorbeschermers moet extra
omzichtig en bedachtzaam worden gewerkt –
omdat geluiden die op gevaar wijzen (schreeu‐
40
2 Veiligheidsaanwijzingen en werktechniek
wen, alarmsignalen e.d.) minder goed hoorbaar
zijn.
Rustig en met overleg werken – alleen bij vol‐
doende licht en goed zicht. Voorzichtig werken,
anderen niet in gevaar brengen.
Op tijd rustpauzes nemen om vermoeidheid en
uitputting te voorkomen – kans op ongelukken!
Uitlaatdempers met katalysator kunnen bijzonder
heet worden.
Het motorapparaat produceert giftige
uitlaatgassen, zodra de motor draait.
Deze gassen kunnen geurloos en
onzichtbaar zijn en onverbrande kool‐
waterstoffen en benzol bevatten.
Nooit in afgesloten of slecht geventi‐
leerde ruimtes met het apparaat wer‐
ken – ook niet bij machines met kata‐
lysator.
Bij het werken in greppels, slenken of op plaat‐
sen met weinig ruimte, steeds voor voldoende
luchtventilatie zorgen – levensgevaar door vergif‐
tiging!
Bij misselijkheid, hoofdpijn, gezichtsstoornissen
(bijv. kleiner wordend blikveld), gehoorverlies,
duizeligheid, afnemende concentratie, de werk‐
zaamheden direct onderbreken – deze sympto‐
men kunnen onder andere worden veroorzaakt
door een te hoge uitlaatgasconcentratie – kans
op ongelukken!
Niet roken tijdens het gebruik en in de directe
nabijheid van het apparaat – brandgevaar! Uit
het brandstofsysteem kunnen ontvlambare ben‐
zinedampen ontsnappen.
Bij stofontwikkeling altijd een stofmasker dragen.
Geluidsoverlast en uitlaatgasemissie zo veel
mogelijk beperken – de motor niet onnodig laten
draaien, alleen gas geven tijdens het werk.
Het apparaat na de werkzaamheden op een
vlakke, niet-brandbare ondergrond neerzetten.
Niet in de buurt van licht ontvlambare materialen
(bijv. houtspanen, boomschors, droog gras,
brandstof) neerzetten – brandgevaar!
Als het apparaat niet volgens voorschrift (bijv.
door geweld van buitenaf, door stoten of vallen)
werd uitgeschakeld, voor het opnieuw in gebruik
nemen beslist controleren of het apparaat in een
bedrijfszekere staat verkeert – zie ook "Voor het
starten". Vooral op lekkage van het brandstof‐
systeem en de goede werking van de veilig‐
heidsinrichtingen letten. Een niet-bedrijfszeker
apparaat in geen geval verder gebruiken. In
0458-455-9421-D