Motor afzetten
Onderbreek de luchttoevoer naar de carburator. U gaat hiervoor als volgt te werk:
• Houd de uitlaat met een motorstopper (of eventueel met een doek) dicht of houd het schijfvliegwiel van de motor aan de onderzijde van het chassis met
beschermhandschoenen vast.
U mag de toevoer van brandstof niet afknijpen omdat hierdoor de motor te heet kan worden.
j) Inloopvoorschriften voor de motor
Voor de inloopfase geldt principieel het volgende:
• Laag toerental
• Rijk brandstof/luchtmengsel
• Korte looptijden met afkoelfasen (steeds ca. 3 minuten)
• Inlooptijd (zuivere looptijd van de motor) in totaal ca. 45 minuten
Brandstof:
De toevoeging van nitromethaan aan de modelbrandstof verhoogt de ontbrandbaarheid van de brandstof en daarmee de prestaties van de motor. Gebruik in de
inloopfase een modelbrandstof met minder toevoeging van nitromethaan om oververhitting van de motor te voorkomen. Verder moet de brandstof een hoger
olieaandeel hebben ("rijke" carburatorafstelling) omdat zo de smering van de motor verbeterd wordt totdat de zuiger en de cilindervoering ingelopen zijn.
Nadat u de brandstof in de tank gevuld heeft en de motor opgestart heeft zoals boven beschreven, mag u met het inlopen van de motor beginnen.
De wielen moeten vrij in de lucht hangen! Ondersteun het model met bijvoorbeeld een carstand en voer de 1e inloopfase bij stilstaande motor uit.
Om later alle mogelijkheden te kunnen benutten moet de motor twee tot vier tankvullingen met een "rijke" carburateurafstelling en verschillende
toerentallen draaien. Hierbij zal er veel witte rook uit de uitlaat komen.
1. Inloopfase:
• Na elk draaien van de motor (na elke tankvulling) moet de motor voldoende lang afkoelen. Daarna kan het mengsel stap voor stap verarmd worden door de
hoofdsproeier in te draaien.
• Laat de gloeikaarsstekker erop en laat de motor gedurende ca. 1 minuut warmlopen zonder gas te geven. Hiertoe eventueel de hoofdsproeier een beetje
uitdraaien (de doorstroming wordt groter).
• Verwijder de gloeikaarsstekker na 1 minuut warmlopen.
• Laat de motor ca. 2 - 3 minuten met tussentijdse afkoelfases draaien. Verhoog hierbij het toerental enkel licht met korte gasstoten.
De motor draait zeer ruw en het modelvoertuig beweegt enkel stroef.
• Zet de motor na 2 - 3 minuten uit en laat de motor ongeveer 10 minuten afkoelen.
2. Inloopfase
• Stel de motor een beetje armer in door de hoofdsproeier een achtste slag weer in te draaien en de motor opnieuw op te starten.
• Laat de motor opnieuw ca. 2 - 3 minuten met tussentijdse afkoelfases draaien. De motor moet het gas nu een beetje beter opnemen, er is echter nog
rookontwikkeling.
Voert de motor het toerental slechts kort op en slaat dan af, draai dan de hoofdsproeier er weer een beetje uit.
• Zet de motor weer uit en laat de motor weer ongeveer 10 minuten afkoelen.
• Herhaal deze procedure en maak het mengsel telkens een beetje armer.
3. Inloopfase
De drie volgende tankvullingen kan het voertuig nu langzaam (max. met half gas) gereden worden.
Een te arm ingesteld mengsel zal oververhitting en het vastlopen van de motor tot gevolg hebben. Voor een lange levensduur van de motor moet u de voorkeur
geven aan een licht rijke carburatorafstelling en een brandstof met voldoende olie (ten minste 16%).
De zuivere rijtijd (looptijd van de motor) moet in het totaal ca. 45 minuten bedragen. Na deze tijd moet de motor ingereden zijn. U kunt herkennen dat de motor
ingelopen is als hij in koude toestand en zonder gloeiplug zonder merkbare weerstand doordraait.
Pas nu mag u de motor met een volledig vermogen laten draaien.
107