Installatie
Stookolietoevoer
Algemene instructies
Brandstoffen
Correcte, luchtdichte
uitvoering van de
olietoevoerleiding
Oliefilter
3
Precisering van de vereiste
Alleen toegestane brandstoffen gebruiken. Andere brandstoffen kunnen tot branderstoringen
en tot ketelschade leiden.
Stookolie Extra Licht conform de nationale normalisatie:
AT: ÖNORM C1109: stookolie standaard en zwavelarm.
BE: NBN T52.716: standaard en NBN EN590: zwavelarm.
CH: SN 181160-2: stookolie EL en biostookolie zwavelarm.
DE: DIN 51603-1: standaard en zwavelarm, alsook stookolie EL Bio10 conform DINV
51603-6.
Andere landen: stookolie EL, kinematische viscositeit < 6 mm² (Redwood-I 41,0s (GB)),
zwavelgehalte < 1000 ppm.
De olieleiding tussen de olietank en de oliefilter wordt als enkelstrengige leiding in DN4
uitgevoerd. Zorg ervoor dat de olietoevoer absoluut luchtvrij gebeurt. Aanzuiging van lucht
en een te grote diameter voor de olietoevoerleiding zijn vaak oorzaken van
branderstoringen.
Meer informatie bij het ontwerp vindt u in de ELCO-richtlijn: "Projectontwerp en
dimensionering
van installaties met zuigsystemen voor stookolie EL".
Altijd de olie-ontluchtingsfilter gebruiken die bij de levering is gevoegd.
1
2
133
Frontpanelen van de ketel
verwijderen
Veiligheidsschroeven bovenaan de
frontpanelen losdraaien.
Frontpanelen (1) naar voren trekken
en daarna naar boven uit de
bevestigingsbouten (2) heffen.
Meegeleverde olie-ontluchtingsfilter
(3) aan de zijkant van de ketel
aanbrengen, op een hoogte van ca.
25 cm.
Montage aan de linkerzijde wordt
aanbevolen, dat garandeert de
nodige vrije bewegingsruimte voor
het onderhoud van de brander.
De brander is voorzien van twee
olieslangen. Steek deze door de
daartoe voorziene opening
(voorhanden aan beide zijden)
onderaan in de ketelbekleding opzij
en sluit ze aan op de olie-
ontluchtingsfilter. Let op de correcte
toewijzing van aanvoer en retour.
NL