8. ONDERHOUD EN REPARATIES
Onder normale omstandigheden kan een geschikte warmtepomp het water in het
vijverwater met 1°C tot 2°C per uur verwarmen. Het is dus heel normaal dat u geen
temperatuurverschil in het systeem voelt wanneer de warmtepomp werkt.
Een verwarmd zwembad moet afgedekt en geïsoleerd worden om warmteverlies
te voorkomen.
8.3
Storingen en defecten
In geval van een probleem verschijnt op het scherm van de warmtepomp een foutcode in plaats
van temperatuuraanduidingen. Raadpleeg de tabel hieronder om de mogelijke oorzaken van een
storing te vinden en de te nemen acties.
Code
Dysfonctionnement
Fout onvoldoende watertoevoer
d1
Storing in de waterintredesensor
d2
Storing watertemperatuursensor
d4
uitlaat
Het verschil in watertemperatuur
d5
tussen de inlaat en de uitlaat is
abnormaal.
Bescherming watertemperatuur
d6
Bescherming antigel
d7
Communicatiestoring
C5
Storing temperatuursensor
E3
buitenbatterij T3
Storing sensor kamertemperatuur
E7
Fout in afvoertemperatuursensor
E8
252 | NL
Dépannage
1. Controleer of de waterstroomschakelaar niet los en los zit
2. Controleer of alle waterafsluiters volledig open zijn.
3. Controleer of het watersysteemfilter moet worden schoonge-
maakt.
4. Controleer de waterbestendigheid van het systeem om er
zeker van te zijn dat deze niet te hoog is voor de pomp.
5. Controleer of het waterpeil in de titanium buiswarmtewisse-
laar aan de eisen voldoet.
1. Controleer de weerstand van de sensor.
2. De sensorconnector zit los. Verbind het opnieuw.
3. Sensorconnector is nat of bevat water. Verwijder water en
droog de connector. Voeg waterdichte lijm toe.
4. Sensor is defect, vervang sensor.
1. Controleer of alle waterafsluiters volledig open zijn.
2. Controleer of het watersysteemfilter moet worden schoonge-
maakt.
3. Controleer de waterbestendigheid van het systeem om er
zeker van te zijn dat deze niet te hoog is voor de pomp.
4. Controleer of het waterpeil in de titanium buiswarmtewisse-
laar aan de eisen voldoet.
1. Controleer of de watertoevoer voldoende is.
2. Controleer of de sensor voor de temperatuur van het inlaat-
water en de sensor voor de temperatuur van het uitlaatwater op
de juiste plaats zijn geïnstalleerd.
1. Het apparaat staat in de antivriesmodus.
2. Automatisch herstel
1. Controleer de verbindingskabel van de controller.
2. Vervang de draadcontroller
1. Controleer de verbindingskabel van de controller.
2. De sensorconnector zit los. Verbind het opnieuw.
3. Sensorconnector is nat of bevat water. Verwijder water en
droog de connector. Voeg waterdichte lijm toe.
4. Sensor is defect, vervang sensor.