Neem de gemeentelijk voorgeschreven
tijden voor het gebruik van tuinapparatuur
met verbrandingsmotor of elektromotor in
acht.
Controleer het complete terrein waarop de
machine wordt gebruikt en verwijder alle
stenen, stokken, kabels, botten en andere
voorwerpen die door de machine omhoog
kunnen worden geslingerd. Hindernissen
(bijv. boomstronken, wortels) kunnen in
het hoge gras eenvoudig over het hoofd
worden gezien.
Markeer daarom vóór het maaien alle in
het gazon verborgen vreemde voorwerpen
(hindernissen) die niet verwijderd kunnen
worden.
Vóór het gebruik van het apparaat moeten
alle defecte, versleten en beschadigde
onderdelen worden vervangen.
Onleesbare of beschadigde
waarschuwingsaanwijzingen op het
apparaat moeten worden vervangen.
Stickers en alle verdere
vervangingsonderdelen zijn verkrijgbaar
bij uw STIHL vakhandelaar.
Voor het gebruik van het apparaat dient
men te controleren of de bougiestekker
goed vastzit op de bougie.
Het apparaat mag alleen worden gebruikt
als het in goede staat verkeert. Controleer
vóór elk gebruik:
– of het apparaat volgens de
voorschriften is gemonteerd.
– of het snijgereedschap en de complete
snij-eenheid (maaimes,
bevestigingselementen,
maaiwerkbehuizing) in onberispelijke
staat verkeren. Er moet vooral worden
gecontroleerd op veilige montage,
beschadigingen (kerven of scheuren)
alsmede slijtage. (
12.3)
92
– of de tankdop goed vastgeschroefd is.
– of de tank en de brandstofbevattende
delen en de tankdop in onberispelijke
staat verkeren.
– of de veiligheidsvoorzieningen
(bijvoorbeeld motorstopbeugel,
uitwerpklep, behuizing, duwstang,
beschermrooster) in onberispelijke
staat verkeren en naar behoren
functioneren.
– of de accu (RM 545 VE) onbeschadigd
en niet vervormd is.
– of de grasopvangbox onbeschadigd en
volledig gemonteerd is; een
beschadigde grasopvangbox mag niet
worden gebruikt.
– of de olieafsluitschroef er goed op is
geschroefd.
Voer indien nodig alle noodzakelijke
werkzaamheden uit of vertrouw deze toe
aan de vakhandelaar. STIHL beveelt
hiervoor de STIHL vakhandelaar aan.
4.7 Tijdens het werken
Werk nooit als er zich dieren of
personen, in het bijzonder
kinderen, binnen het gevaarlijke
gebied bevinden.
De schakel- en veiligheidsinrichtingen die
op het apparaat zijn geïnstalleerd, mogen
niet worden verwijderd of overbrugd. Zet in
het bijzonder de motorstopbeugel nooit
aan de duwstang vast (bijvoorbeeld door
vastbinden).
Opgelet - kans op letsel!
Houd handen of voeten nooit
tegen of onder draaiende
onderdelen. Raak het ronddraaiende mes
nooit aan. Blijf altijd uit de buurt van de
uitwerpopening.
Neem steeds de door de duwstang
bepaalde veiligheidsafstand in acht. De
duwstang moet steeds goed gemonteerd
zijn en mag niet veranderd worden.
Gebruik het apparaat nooit met
neergeklapte duwstang.
Bevestig nooit voorwerpen aan de
duwstang (bijv. werkkleding).
Werk alleen bij daglicht of bij goede
kunstverlichting.
Werk niet met het apparaat bij regen,
onweer en met name niet bij
blikseminslaggevaar.
Bij een vochtige ondergrond is er meer
gevaar voor letsel, omdat de gebruiker
minder stabiel staat.
Om uitglijden te voorkomen moet er
bijzonder voorzichtig worden gewerkt.
Indien mogelijk het apparaat niet op een
vochtige ondergrond gebruiken.
Uitlaatgassen:
Levensgevaar door vergiftiging!
Stop onmiddellijk met werken bij
misselijkheid, hoofdpijn,
zichtstoornissen (bijv.
blikvernauwing), slecht horen,
duizeligheid of een verminderd
concentratievermogen. Deze
symptomen kunnen onder andere
door een te hoge concentratie
uitlaatgassen worden veroorzaakt.
Het apparaat genereert giftige
uitlaatgassen zodra de
verbrandingsmotor is
ingeschakeld. Deze gassen
bevatten giftig koolmonoxide, een kleur-
en reukloos gas, en andere schadelijke
0478 111 9940 A - NL