DEFECT
De brander start maar
met vertraagde ontste-
king.
D e v l a m n e i g t l o s t e
raken in de overgang
ste
van de 1
naar de 2
vlamgang.
De brander vergrendelt
na de voorventilatie en
er wordt geen vlam ge-
vormd.
De brander vergrendelt
tijdens de voorventila-
tie.
De
brander
herhaalt
constant
de
startcy-
clus maar vergrendelt
niet.
3086
MOGELIJKE OORZAAK
De ontstekingselectrode is slecht af-
gesteld.
Te veel lucht.
Ventielvertrager te veel gesloten en
dus te weinig gas.
Vermogensverhouding tussen 1
de
2
vlamgang hoger dan 1:2.
de
Grote luchtovermaat in 1
De electromagneetventielen laten on-
voldoende gas door.
De electromagneetventielen zijn de-
fect.
Geen of onregelmatige elektrische
boog aan ontstekings-elektrode.
Lucht in de leidingen.
De luchtdrukschakelaar staat niet on-
der stroom.
Residuele vlam.
Het drukmeetpunt stand (9, fig. 9,
blz. 9) is slecht afgesteld.
De gasdruk (van het net) ligt zeer
dicht bij de waarde waarop de gas-
drukschakelaar is afgesteld. Door de
drukdaling bij opening van het ventiel,
gaat de gasdrukschakelaar open.
Daardoor gaat het ventiel direct dicht
en slaat de motor af.
De druk stijgt opnieuw, de gasdruk-
schakelaar sluit opnieuw en herhaalt
de werkingscyclus. Enz.
Goede afstelling heruitvoeren
Raadpleeg de handleiding.
Het debiet regelen volgens tabel in deze
handleiding.
Een correcte afstelling uitvoeren.
Herstel de juiste maximale verhouding van
ste
en
1:2 en controleer of het vermogen van de
ste
1
vlamgang niet lager is dan het mini-
mum van het werkingsveld.
Herstel de juiste waarde van de luchtover-
ste
vlamgang.
λ
maat (
trole van de verbranding".
De toevoerdruk controleren en/of de
electromagneetventielen regelen zoals
in de handleiding opgegeven.
Vervangen.
De correcte stand van de stekkers con-
troleren.
De correcte stand van de electrodes
controleren. Raadpleeg de handleiding.
De leidingen volledig ontluchten.
Luchtdrukschakelaar defect
Vervangen.
De luchtdruk is te laag (branderkop re-
gelen).
Ventiel defect. Vervangen.
Het drukmeetpunt correct afstellen vol-
gens de aanwijzingen in deze handlei-
ding. Hoofdstuk 4.2, blz. 9.
De min. gasdrukschakelaar regelen.
15
NL
OPLOSSING
min. = 1.3) zie paragraaf "4.4 con-