DEMONTAGE BRANDERKOPGROEP, (zie fig. 9, blz. 9)
Voor de verwijdering van de branderkopgroep als volgt te werk gaan:
Verwijder de branderkopgroep (1) na de schroeven (7) verwijderd te hebben, de aansluitingen (3 en 5) los ge-
maakt te hebben, het slangetje (4) los getrokken te hebben en de schroeven (8) los gedraaid te hebben.
Er wordt aangeraden om de regelstand regelaar-elleboog niet te wijzigen tijdens de demontage.
MONTAGE BRANDERKOPGROEP, (zie fig. 9, blz. 9)
Opgelet
Bij de montage van de branderkopgroep, de schroeven (7) volledig aandraaien (maar ze niet blokke-
ren): de schroeven pas daarna blokkeren met een koppel van 3 – 4 Nm.
Controleer tijdens de werking of er geen gaslek is ter hoogte van de schroeven.
Controleer het drukmeetpunt (9). De opening (F) aan de binnenzijde van de branderkopgroep (1) moet
naar beneden gericht zijn.
4.3 REGELING VAN DE SERVOMOTOR LUCHTKLEP,
EERSTE VLAMGANG
De nok I regelt, door middel van de micrometerschroef,
de positie van de klep van de 1
waarde in de fabriek afgesteld 25°).
TWEEDE VLAMGANG
De nok II regelt de positie van de klep van de 2
gang (verwijzingswaarde afgesteld in de fabriek 50°, de
65° niet overschrijden).
De nok III bestuurt het openen van de klep van de 2
vlamgang (verwijzingswaarde afgesteld in de fabriek
35°). Moet de nok II altijd minstens 15° voorafgaan).
NOK V
De nok V is in de fabriek geplaatst (verwijzingswaarde afgesteld in de fabriek 90°).
Verander deze afstelling om geen enkele reden.
LET OP
Voor de afstelling van het vermogen van de 1
De vermogensverhouding tussen de 1
Voorbeeld voor BS3D: Gevergd vermogen voor de 2
Minimaal vermogen voor de 1
In ieder geval mag het minimale vermogen van de brander voor de 1
waarde die in het werkingsveld is aangegeven.
Voorbeeld voor BS3D: Gevergd vermogen voor de 2
Minimaal vermogen voor de 1
kingsveld op pag. 4).
4.4
VERBRANDINGSCONTROLE
Het is aangeraden de brander af te stellen volgens de aanwijzingen in de tabel, in functie van het gebruikte
type gas:
EN 676
CO
max. theoretisch
2
GAS
0 % O
G 20
11,7
G 25
11,5
G 30
14,0
G 31
13,7
3086
NOK I
ste
vlamgang (verwijzings-
NOK II en III
ste
en 2
ste
en de 2
LUCHTOVERMAAT: max. vermogen λ
Instelling CO
λ = 1,2
2
9,7
9,5
11,6
11,4
(zie fig. 10)
Fig. 10
de
vlam-
D4360
de
de
vlamgang, de volgende aanwijzingen in acht nemen:
de
vlamgang mag hoogstens 1:2 zijn.
de
vlamgang 340 kW;
ste
vlamgang niet lager dan 170 kW.
de
vlamgang 250 kW;
ste
vlamgang niet lager dan 160 kW (minimum van het wer-
%
2
λ = 1,3
9,0
8,8
10,7
10,5
10
NL
Micrometerschroef
ste
vlamgang niet lager zijn dan de
≤ 1,2
– min. vermogen λ
CO
mg/kWh
≤
100
≤
100
≤
100
≤
100
≤ 1,3
NO
x
mg/kWh
≤
170
≤
170
≤
230
≤
230