6.
DEFECTEN / OPLOSSINGEN
Hieronder vindt u een lijst van mogelijke defecten en hun oplossingen. Die problemen geven aanleiding tot
een abnormale werking van de brander. In de meeste gevallen gaat bij een probleem het lampje branden
van de manuele ontgrendelingsknop van de controle- en bedieningsdoos (4, fig.1, blz. 2). Als dit lampje
brandt, dan kan de brander opnieuw worden opgestart door een eenvoudige druk op de knop.
Als de brander daarna normaal heropstart dan kan deze onverwachte branderstop worden toegeschreven
aan een occasioneel probleem.
Indien de brander daarentegen opnieuw vergrendelt, gelieve de hieronder opgegeven tabel te raadplegen.
Indien de brander uitvalt, mag deze niet
meer dan twee maal achtereenvolgens
ontgrendeld worden om schade aan de
OPGELET
installatie te vermijden. Als de brander de
derde maal vergrendeld wordt, moet de
assistentiedienst gecontacteerd worden.
6.1
ONTSTEKINGSPROBLEMEN
DEFECT
De brander ontsteekt
niet bij de sluiting van
de limietthermostaat.
De brander doorloopt
normaal de fases van
voorventilatie en ont-
steking maar vergren-
delt na ± 3".
3086
MOGELIJKE OORZAAK
Geen elektrische voeding.
Geen gas.
De gasdrukschakelaar schakelt zijn
contact niet.
Slecht contact van de verbindingen
op de controledoos.
De luchtdrukschakelaar staat in wer-
kingsstand.
De servomotor is geblokkeerd.
Omwisseling fase en nulleider.
Slechte aansluiting aarding.
De ionisatiesonde is in contact met de
massa of heeft geen contact met de
vlam, of de aansluiting met de contro-
ledoos is onderbroken of er is een
isolatiefout.
Indien de brander nog wordt vergrendeld
of andere defecten vertoont, mogen de
ingrepen uitsluitend uitgevoerd worden
GEVAAR
door bevoegd verklaard en gespecialise-
erd personeel, volgens de aanduidingen
in deze aanwijzingen en in overeenstem-
ming met de normen en de wetsbepalin-
gen.
Check de voeding op klemmen L1-N
van de 7-polige stekker.
Controleer de staat van de zekeringen.
Controleer of de veiligheidsthermostaat
niet vergrendeld is.
Controleer of het manuele ventiel open
staat.
Controleer of de ventielen open zijn en
of er geen kortsluiting is.
De gasdrukschakelaar regelen.
Controleer alle stekkers.
Luchtdrukschakelaar vervangen.
Controleer de elektrische aansluiting.
De servomotor bereikt zijn eindstand
niet en activeert dus de microschakelaar
niet voor de toestemming van de ontste-
king van de brander. Controleer de staat
van de microschakelaar.
Omwisselen.
Correct aansluiten.
Stand controleren en, indien nodig, ver-
beteren. Zie handleiding.
De elektrische verbinding opnieuw uit-
voeren.
De elektriciteitskabel vervangen.
14
NL
OPLOSSING