De interface is tijdens normaal bedrijf uitgeschakeld. Houd om deze te activeren bij ingeschakelde
DMM de knop REL/PC (Log/◄) (10c) gedurende circa 2 seconden ingedrukt. Het activeren wordt
door het interfacesymbool
aangegeven. Houd voor het uitschakelen de knop REL/PC (Log/◄)
gedurende circa 2 seconden ingedrukt of schakel de DMM uit.
21. INSTALLATIE VAN DE SOFTWARE
1. Plaats de CD in het CD-ROM loopwerk van de computer.
2. De installatieprocedure zal automatisch starten. Is dat niet het geval, ga dan naar de directory op
de CD-ROM en open het installatiebestand "autorun.exe".
3. Kies de gewenste taal uit Duits, Engels en Frans.
4. Volg de instructies in het dialoogvenster, kies de bestemming voor de installatie en voer de
installatieprodedure uit.
5. Raadpleeg voor aanvullende informatie de gebruiksaanwijzing die op de meegeleverde CD staat.
6. De bijgesloten software is de Voltsoft standaard editie. De professionele versie (Voltsoft PRO, nr.
10 13 33) is optioneel en kan afzonderlijk worden besteld. Bij het aanschaffen van de professionele
versie ontvangt u een licentiecode. Volg de stappen in de Voltsoft gebruiksaanwijzing voor
registratie en opwaardering van uw software naar de professionele versie.
7. Voltsoft software updates naar de laatste versie van het Voltsoft programma zijn beschikbaar als
het programma draait en het Internet is aangesloten; of kijk voor de meest recente Voltsoft update
op "http://www.conrad.com"
22. HELDERHEID VAN HET UITLEESVENSTER
1. De helderheid van het uitleesvenster kan trapsgewijs worden ingesteld. Houd de knop H/LIGHT (+/
COMP) (10a) gedurende circa 2 seconden ingedrukt om te kiezen tussen drie helderheidstrappen.
2. In het menu SETUP is het mogelijk om de energiebesparingsmodus voor het uitleesvenster te
activeren resp. uit te schakelen. De energiebesparingsmodus is vanaf de fabriek geactiveerd.
3. Is de energiebesparingsmodus ingeschakeld, dan wordt de helderheid van het uitleesvenster bij
inactiviteit automatisch verlaagd. Als het apparaat gedurende 15 seconden achtereen niet wordt
bediend, dan schakelt de helderheid van het uitleesvenster van de hoogste helderheidstrap over
naar de gemiddelde helderheidstrap. Na nogmaals 15 seconden van inactiviteit schakelt het
uitleesvenster over van de gemiddelde naar de laagste helderheidstrap.
4. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden
ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt
5. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu
SETUP te openen.
156
. Dit geeft de SHIFT-modus aan.
6. Druk nu meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP, totdat het menupunt "AUTO BRIGTHNESS"
wordt geselecteerd. Een ster-symbool * links naast het menupunt geeft aan dat het menupunt is
gekozen.
7. Druk op de knoppen REL/PC (Log/◄) of MAX/MIN (View/►) om "ON" (aan) of "OFF" (uit) te
kiezen.
8. De instelling "ON" betekent dat de energiebesparingsmodus is ingeschakeld. De helderheid van
het uitleesvenster wordt bij inactiviteit automatisch verlaagd.
9. De instelling "OFF" schakelt de energiebesparingsmodus uit.
10. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instelling op te slaan
en het menu SETUP te verlaten.
23. ONDERHOUD EN REINIGING
a) Algemeen
Om de nauwkeurigheid van de multimeter voor een langere periode te kunnen garanderen, moet het
apparaat jaarlijks worden gekalibreerd.
Het meetapparaat is, met uitzondering van het periodiek reinigen en het vervangen van zekeringen,
absoluut onderhoudsvrij.
Het vervangen van zekeringen en batterijen wordt verderop toegelicht.
Controleer regelmatig de technische veiligheid van het apparaat en van de
meetsnoeren. De behuizing en de snoeren mogen niet worden beschadigd of
platgedrukt.
b) Reiniging
Raadpleeg nauwgezet de onderstaande veiligheidsvoorschriften voordat het apparaat wordt
gereinigd:
Bij het openen van deksels of het verwijderen van onderdelen (behalve als dit met
de hand mogelijk is) kunnen er elementen worden blootgelegd die onder spanning
staan.
Voor het reinigen of het plegen van onderhoud moeten de aangesloten meetsnoeren
van het meetapparaat en van alle meetobjecten worden verwijderd. Schakel de
DMM uit.
157