c) Stroommeting "A"
In geen geval mogen de max. toelaatbare ingangsgrootheden worden overschreden.
Raak geen schakelingen of componenten aan als daarbij hogere spanningen dan
25 V ACrms of 35 V/DC kunnen voorkomen! Levensgevaar!
De max. toelaatbare spanning in de stroommeetkring mag 1000 V in CAT III niet
overschrijden. Metingen >5 A mogen slechts gedurende max. 10 seconden en
alleen met tussentijden van 10 minuten worden uitgevoerd.
Begin de stroommeting altijd met het grootste meetbereik en schakel indien noodzakelijk over
naar een kleiner meetbereik. Voor het overschakelen naar een meetbereik altijd de schakeling
stroomloos schakelen. Alle stroommeetbereiken zijn gezekerd en daarmee beveiligd tegen
overbelasting.
Ga voor het meten van gelijkstromen (A
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik "A
of "μA
".
2. In de tabel zijn de verschillende meetfuncties en de
mogelijke meetbereiken opgevoerd. Kies het meetbereik en
de bijbehorende meetbussen.
Meetfunctie
Meetbereik
Meetbussen
μA
0,01 μA - 6000 μA COM + mAμA
mA
0,001 mA - 600 mA COM + mAμA
10A
0,001 A - 10 A
COM + 10A
3. Steek het rode meetsnoer in de mAμA- of 10A-meetbus (5, 6).
Steek het zwarte meetsnoer in de meetbus COM (8) (Afb. 3).
4. Verbind de beide meetpennen in serie met het meetobject
(batterij, schakeling enz.); de betreffende polariteit van de
meetwaarde wordt samen met de momentele meetwaarde op
het uitleesvenster weergegeven.
Zodra er bij gelijkstroommeting een min "-" voor de meetwaarde verschijnt, loopt de stroom
tegengesteld (of zijn de meetsnoeren verwisseld).
5. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM
uit.
142
) als volgt te werk:
", "mA
"
Ga voor het meten van wisselstromen (A
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik "A
2. Druk op de knop SHIFT/SETUP (3) om over te schakelen naar het AC-meetbereik. Op het
uitleesvenster verschijnt " ", "
3. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM
uit.
Meet in het bereik van 10 A in geen geval stromen boven 10 A , resp. in het bereik
mA/μA stromen boven 600 mA, omdat anders de zekeringen doorslaan.
d) Frequentiemeting/signaalverhouding in % (duty cyle; impuls/pauze-
verhouding)
De DMM kan de frequentie van een signaalspanning van 10 Hz - 60 MHz meten en weergeven.
Ga voor het meten van frequenties als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik "mV
Druk op de knop SHIFT/SETUP (3) totdat op het uitleesvenster
"Hz" verschijnt.
2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzVΩ (7), het
zwarte meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 4).
3. Verbind de beide meetpennen met het meetobject
(signaalgenerator, schakeling enz.).
4. De frequentie wordt met de betreffende eenheid op het
uitleesvenster weergegeven.
5. Om de signaalverhouding (duty cycle) te meten, moet
Afb. 3
opnieuw op de knop SHIFT/SETUP worden gedrukt, totdat er
"%" op het uitleesvenster verschijnt.
6. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van
het meetobject en schakel de DMM uit.
) als hierboven beschreven te werk:
", "mA
" of "μA
".
" oder "
". Opnieuw indrukken van de knop schakelt weer terug.
Hz %".
Afb. 4
143