h) Capaciteitsmeting
Zorg er voor dat alle te meten onderdelen van schakelingen, circuits en
componenten, alsook andere meetobjecten, beslist spanningsloos en ontladen zijn.
Let bij elektrolitische condensatoren beslist op de polariteit.
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik "
2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzVΩ (7), het zwarte
meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 8).
3. Op het uitleesvenster verschijnt de eenheid "nF".
Dankzij de gevoelige meetingang kan bij "open"
meetsnoeren toch een waarde op het uitleesvenster
verschijnen. Door indrukken van de knop REL/PC
(Log/◄) (10c) wordt de uitlezing op "0" gezet. De
basiswaarde (Rel-verschil) wordt naast het delta-symbool
weergegeven. De automatische bereikinstelling wordt
geblokkeerd.
4. Verbind nu de beide meetpennen (rood = pluspool/
zwart = minpool) met het meetobject (condensator). Op
het uitleesvenster wordt na een korte tijd de capaciteit
weergegeven. Wacht totdat de weergave zich heeft
gestabiliseerd. Bij capaciteiten >400 μF kan dit enkele
seconden duren.
5. Zodra "OL" (voor overload = overloop) op het uitleesvenster verschijnt, wordt het meetbereik
overschreden.
6. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM
uit.
146
".
i) Temperatuurmeting
Tijdens de temperatuurmeting mag alleen de temperatuursensor aan de te meten
temperatuur worden blootgesteld. De werktemperatuur van het meetapparaat mag
niet worden onder- of overschreden, omdat dit tot meetfouten kan leiden.
De contacttemperatuursensor mag alleen op spanningsvrije oppervlakken worden
gebruikt.
Voor temperatuurmetingen mogen alle temperatuursensoren van het type K worden gebruikt. De
temperatuur wordt in °C en °F weergegeven. De meegeleverde temperatuursensor is geschikt voor
metingen van -40 tot +400 °C. Met extra sensoren kan het totale meetbereik (-40 tot +1000 °C)
worden bestreken.
Ga voor de temperatuurmetingen als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik "°C".
2. Druk op de knop SHIFT/SETUP (3) om de meetfunctie om te
schakelen naar een weergave in °F.
3. Steek de temperatuursensor met de pluspool in meetbus
°CHzVΩ (7) en met de minpool in meetbus COM (8) (Abb. 9).
Afb. 8
4. Op de hoofdweergave verschijnt de temperatuurwaarde in °C
of °F, steeds na indrukken van de knop SHIFT/SETUP (3).
5. Zodra "OL." op het uitleesvenster verschijnt, wordt het
meetbereik (-40 tot +1000 °C) overschreden.
6. Verwijder na beëindiging van de meting de sensor en schakel
de DMM uit.
Bij overbrugde meetingang (bussen: °CHzVΩ – COM) wordt de apparaattemperatuur van de
DMM weergegeven. De temperatuuraanpassing aan de omgeving vindt ten gevolge van de
gesloten behuizing zeer langzaam plaats.
Afb. 9
147