door de toets [-] 3 seconden ingedrukt te houden, kan de lastijd worden
verlengd of verkort
ten opzichte van de waarde die automatisch wordt
ingesteld door de machine
4. LCD-display
5.
Geeft aan dat de toets
schakelen voor lassen.
6.
Geeft de dikte van de metaalplaat weer en eventuele alarmcodes.
7.
Wordt ingeschakeld door het Studder-pistool aan te sluiten met trekker of zonder
(versie die wordt ingeschakeld door contact).
8a.
Geeft puntlassen aan van pennen, klinknagels, speciale ringen met speciale
elektroden.
8b.
Geeft puntlassen aan van schroeven diameter 4÷6 en klinknagels diameter 5 met
speciale elektrode.
8c.
Geeft lassen met enkele punt aan met speciale elektrode.
8d.
Geeft temperen van metaalplaat aan met de koolstofelektrode.
8e.
Geeft het stuiken van metaalplaat aan met speciale elektrode.
8f.
Geeft intermitterend puntlassen aan voor reparaties van metaalplaat met speciale
elektrode.
9.
Geeft het niveau aan van de lastijd
ingestelde waarde
.
10.
Geeft aan dat de functie van het puntlassen met pulsen is geactiveerd (alleen
voor pneumatische tangen).
11.
Geeft aan dat er een "handmatige" en geen "pneumatische" tang wordt gebruikt.
12.
Geeft aan dat de gebruikte tang bekrachtigd is.
13-14-15.
geven tang dubbele punt aan,
wordt ingeschakeld met het Studder-pistool.
16.
Vertegenwoordigt de dikte van de te lassen metaalplaat.
17.
Geeft aan dat de machine in thermostaatbeveiliging staat.
18.
Geeft aan dat het thermische pistool met krammen wordt gebruikt voor het lassen
van plastic onderdelen.
19.
Geeft de meeteenheid aan van de dikte van de metaalplaat.
4.2.2 Groep drukregelaar en manometer (fig. B-7)
Hiermee kan de druk worden geregeld die wordt uitgeoefend op de elektroden van
de pneumatische tang. Dit wordt gedaan door aan de regelknop te draaien en de
koelluchtstroom te veranderen van tangen waarbij dit mogelijk is. We raden aan om
de druk op het maximum in te stellen zonder 8 bar te overschrijden.
4.3 VEILIGHEIDS- EN BLOKKERINGSFUNCTIES
4.3.1 Beveiligingen en alarmen (TAB. 1)
a) Thermische beveiliging:
Wordt ingeschakeld bij overtemperatuur van het puntlasapparaat door het
ontbreken of onvoldoende vermogen van de koelvloeistof of door een werkcyclus
die hoger is dan de toegestane limiet.
De inschakeling wordt gesignaleerd doordat het pictogram op het display gaat
branden (fig. C-17) en met:
AL1 = thermisch alarm machine.
AL2 = thermisch alarm tang, studder.
EFFECT: blokkeren van de bewegingen, openen van de elektroden (cilinder
;
moet worden ingedrukt om de machine in te
ten opzichte van de automatisch
geven "X"-tang aan,
afvoer); blokkeren van de stroom (lassen onmogelijk).
HERSTEL: handmatig (druk op de toets "START" nadat de temperatuur weer
binnen de toegestane limieten is - pictogram gaat uit).
b) Hoofdschakelaar:
- Positie "O" = open vergrendelbaar (zei hoofdstuk 1).
OPGELET! In positie "O" staan de interne aansluitklemmen
L1+L2 (N) van de voedingskabel onder stroom.
- Positie "I" = gesloten: puntlasapparaat gevoed maar niet in werking (STAND BY
- de toets "START" moet worden ingedrukt).
- Noodwerking
Als het lasapparaat in werking is, zorgt openen (pos. "I" =>pos. "O") dat het
apparaat een noodstop maakt:
- stroom uitgeschakeld;
- elektroden geopend (cilinder afvoer);
- automatisch herstarten onmogelijk.
OPGELET! CONTROLEER REGELMATIG OF DE NOODSTOP
GOED WERKT.
c) Beveiliging over- en onderspanning
Deze ingreep wordt op het display aangegeven met AL 3 = alarm overspanning en
met AL 4 = alarm onderspanning.
EFFECT: blokkeren van de bewegingen, openen van de elektroden (cilinder
afvoer); blokkeren van de stroom (lassen onmogelijk).
HERSTEL: handmatig (druk op de toets "START").
d) Toets "START" (Fig. C-5).
Deze toets moet worden ingedrukt om opdracht tot lassen te kunnen geven in de
volgende omstandigheden:
- bij iedere keer dat de hoofdschakelaar wordt afgesloten (pos "O"=>pos " I ");
- na iedere inschakeling van de veiligheids-/beveiligingsinrichtingen;
- na terugkeer van de voeding (elektriciteit en perslucht) nadat deze is afgesloten
of uitgevallen;
OPGELET! CONTROLEER REGELMATIG OF DE BEVEILIGDE START
GOED WERKT
5. INSTALLATIE
OPGELET! ALLE OPERATIES VAN INSTALLATIE EN ELEKTRISCHE
EN PNEUMATISCHE AANSLUITINGEN UITVOEREN MET DE PUNTLASMACHINE
VOLLEDIG UITGESCHAKELD EN LOSGEKOPPELD VAN HET VOEDINGSNET.
DE
ELEKTRISCHE
EN
UITSLUITEND UITGEVOERD WORDEN DOOR ERVAREN OF GEKWALIFICEERD
PERSONEEL.
5.1 INRICHTING
De puntlasmachine uitpakken, de montage uitvoeren van de losgekoppelde gedeelten
bevat in de verpakking.
5.2 MANIEREN VAN OPHIJSEN
OPGELET: Alle puntlasmachines beschreven in deze handleiding hebben geen
elementen voor het ophijsen.
5.3 PLAATSING
Aan de zone van installatie een voldoende ruime zone zonder hindernissen
voorbehouden die in staat is om in volle veiligheid de toegankelijkheid te garanderen
naar het bedieningspaneel, de hoofdschakelaar en de werkzone .
Controleren of er zich geen hindernissen bevinden ter hoogte van de ingangs- of
uitgangsopeningen van de koelingslucht, en hierbij verifiëren dat er geen geleidend
stof, bijtende dampen, vocht enz. kan aangezogen worden.
De puntlasmachine op een vlak oppervlak van een homogeen en compact materiaal
plaatsen dat geschikt is om het gewicht van de machine te verdragen (zie plaat
"technische gegevens") om het gevaar van kanteling of gevaarlijke verplaatsingen
te voorkomen.
5.4 VERBINDNG MET HET NET
5.4.1 Waarschuwingen
Voordat men gelijk welke elektrische verbinding uitvoert, verifiëren of de gegevens op
de plaat van de puntlasmachine overeenstemmen met de spanning en frequentie van
het net beschikbaar op de plaats van installatie.
De puntlasmachine moet uitsluitend verbonden worden met een voedingssysteem
met geleider van neutraal aangesloten op de aarde.
Om
de
bescherming
tegen
differentiaalschakelaars van het volgende type gebruiken:
-
Type A (
) voor eenfase machines;
-
Type B (
) voor driefasen machines.
-
De puntlasmachine valt niet onder de vereisten van de norm IEC/EN 61000-3-12.
Indien ze aangesloten wordt op een openbaar voedingsnet, behoort het tot de
verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker om te verifiëren of de
puntlasmachine kan worden aangesloten (indien nodig, de exploitant van het
distributienet raadplegen).
5.4.2 Stekker en contact
Met de voedingskabel een genormaliseerde stekker (3P+T : er worden slechts 2
polen gebruikt: INTERFASEN verbinding!) met een adequaat vermogen verbinden
en een contact van het net voorbereiden dat beschermd is door zekeringen of door
een automatische thermomagnetische schakelaar ; de desbetreffende terminal van
de aardeaansluiting moet verbonden worden met de aardegeleider (geel-groen ) van
de voedingslijn.
Het vermogen en de karakteristieken van ingreep van de zekeringen en van de
thermomagnetische schakelaar staan aangeduid in de paragraaf "TECHNISCHE
GEGEVENS ".
Ingeval er meerdere puntlasmachines geïnstalleerd worden, moet men de voeding
cyclisch verdelen tussen de drie fasen zodanig dat men een meer evenwichtige
belasting realiseert , bijvoorbeeld:
puntlasmachine 1: voeding L1-L2;
puntlasmachine 2: voeding L2-L3;
puntlasmachine 3: voeding L3-L1.
- 47 -
PNEUMATISCHE
AANSLUITINGEN
een
onrechtstreeks
contact
MOETEN
te
garanderen,