5.7
Stand sonde-elektrode
Mocht bij de voorafgaande controle de stand van de sonde of van
de ontstekingselektrode niet juist zijn, de schroef 1)(Fig. 14) ver-
wijderen, het binnenste gedeelte van de kop 2)(Fig. 14) naar bui-
ten trekken en ze ijken.
De sonde niet draaien, maar ze laten zoals in
(Fig. 15); als de sonde te dicht bij de ontsteking-
selektrode staat, kan de versterker van de contro-
VOORZICHTIG
ledoos beschadigd worden.
5.8
Afstelling van de branderkop
Op dit punt van de installatie zijn de branderkop en de mof aan
de ketel bevestigd zoals in A)(Fig. 16).
Het is dus zeer makkelijk om de branderkop af te stellen; de afstel-
ling hangt enkel af van het maximum vermogen van de brander.
Daarom moet vóór de afstelling van de branderkop deze waarde
bepaald worden.
Er zijn twee regelingen op de kop voorzien:
–
die van de lucht R1 ( A , Fig. 16)
–
die van het gas/lucht R2 ( B , Fig. 16)
Zoek in het diagram (Fig. 17) het merkteken waarop u zowel de
lucht als het gas op afstelt.
5.8.1
Regeling lucht
Draai de schroef 4)(Fig. 16) rond totdat het gevonden merkteken
samenvalt met het voorste vlak 5)(Fig. 16) van de flens.
Los, om de regeling te vergemakkelijken, de
schroef 6)(Fig. 16), regel en zet dan vast.
VOORZICHTIG
20040561
Installatie
1
3
2
SONDE
D1209
A
20
NL
D8150
ELEKTRODE
D1256
Fig. 14
Fig. 15
B
Fig. 16