4.12 Controledoos voor de verhouding lucht/brandstof (REC27.100A2)
Belangrijke aantekeningen
Volg onderstaande voorschriften om ongevallen,
schade aan voorwerpen of omgeving te voorko-
men!
OPGELET
De controledoos REC27... is een veiligheidsinrich-
ting! Maak hem niet open, breng geen wijzigingen
aan en forceer de werking ervan niet. Riello S.p.A.
is niet aansprakelijk voor eventuele schade veroor-
zaakt door niet-geautoriseerde werkzaamheden!
Risico op ontploffing!
Een foute configuratie kan overvoeding van
brandstof veroorzaken, met als gevolg risico op
ontploffing! De bedieners dienen er zich van be-
wust te zijn dat een foute instelling van de contro-
ledoos van weergave en werking en van de
ligging van de actuatoren van de brandstof en/of
lucht gevaarlijke condities kan veroorzaken wan-
neer de brander werkt.
Alle werkzaamheden (voor montage, installatie en hulp, enz.)
moeten door gekwalificeerd personeel uitgevoerd worden.
Isoleer de inrichting helemaal van het stroomnetwerk (veel-
polige scheiding) alvorens wijzigingen uit te voeren op de
bedrading in de aansluitzone van de controledoos Rec27....
Controleer of de inrichting niet onder spanning staat en niet
onverwachts kan worden gestart. Als u dat niet doet, bestaat
de kans dat u door elektrische stroom getroffen wordt.
De beveiliging tegen elektrische risico's op de controledoos
REC27... en op alle aangesloten elektrische bestanddelen
wordt verkregen door een correcte montage.
Controleer vóór elke werkzaamheid (werkzaamheden voor
montage, installatie en hulp, enz.) of de bedrading in orde is
en of de parameters correct ingesteld zijn, en voer dan de
veiligheidscontroles uit.
Vallen en stoten hebben een negatieve invloed op de veilig-
heidsfuncties. In zulke gevallen moet de controledoos niet in
werking gezet worden, ook niet als hij niet zichtbaar bescha-
digd is.
Wanneer hij de controlekrommen van de verhouding lucht/
brandstof programmeert, is de bediener verplicht de kwaliteit
van het verbrandingsproces constant te controleren (bijvoor-
beeld door middel van een verbrandingsgasanalysator) en in
geval van gevaarlijke verbrandingswaarden of condities de
juiste maatregelen te nemen, bijvoorbeeld het systeem
manueel uitzetten.
De connectoren van de aansluitkabels voor het RDI21.10A9
display, de bedrijfseenheid of andere accessoires, zoals de
OCI410 (aangebracht in de interface BCI) kunnen enkel ver-
wijderd of vervangen worden als de installatie gesloten is,
aangezien er op de interface BCI geen veilige onderbreking
van de stroomnetspanning voorzien is.
Onderbreek de stroomtoevoer naar het netwerk alvorens de
aansluiting op de servomotoren SQM3... uit te voeren.
Neem, voor de veiligheid en de betrouwbaarheid van het sys-
teem REC27..., ook de volgende richtlijnen in acht:
–
Voorkom condities die de vorming van condens en vocht be-
vorderen. Controleer anders, alvorens de brander opnieuw te
ontsteken, of de controledoos helemaal perfect droog is!
–
Voorkom dat elektrostatische ladingen opgeslagen worden
die bij contact de elektronische bestanddelen van de contro-
ledoos kunnen beschadigen.
20040561
Technische beschrijving van de brander
14
Aantekeningen voor de installatie
•
Controleer of de elektrische aansluitingen in de ketel conform
de nationale en plaatselijke veiligheidsnormen zijn.
•
De netwerkvoeding dient altijd geleverd te worden door L en
N ; dat betekent dat er geen verschil in vermogen mag be-
staan tussen de neutraalgeleider N en de beschermingslei-
ding PE.
L en N mogen niet verwisseld worden (gevaar op brand, ge-
vaarlijke slechte werking, geen bescherming tegen elektri-
sche schokken, enz.).
•
Controleer of de verbonden draden niet met de nabijliggende
aansluitklemmen in contact komen. Gebruik geschikte aan-
sluitklemmen.
•
Leg de hoogspanningskabels voor ontsteking apart, zo ver
mogelijk van de controledoos en van de andere kabels
•
Controleer of de kabelgangen van de aangesloten kabels
conform de van toepassing zijnde normen zijn (bijv. DIN EN
60 730 en DIN EN 60 335).
•
De branderfabrikant dient de ongebruikte klemmen AC 230 V
met blinde klemmen te beveiligen (zie de secties Leveran-
ciers van accessoires).
•
Zorg er tijdens de bekabeling van de inrichting voor dat de ka-
bels met netwerkspanning AC 230 V een andere ligging heb-
ben dan de laagspanningskabels, om te voorkomen dat u
door elektriciteit getroffen wordt.
NL
D8266
Fig. 6