worden doordat de rand van de snijgroep
op onregelmatige grond sleept.
Plaats de wielen zoals aangegeven (par. 7.4).
6.2 VEILIGHEIDSCONTROLES
Voer de volgende veiligheidscontroles uit en
controleer of de resultaten overeenstemmen
met wat aangegeven is in de tabellen.
Voer steeds de veiligheidscontroles
uit vooraleer de machine te gebruiken.
6.2.1 Algemene veiligheidscontrole
Object
Accu
Achterste
aflaatbescherming,
zuigrooster
Zijdelingse
aflaatbescherming,
zuigrooster
Brandstofsysteem
en verbindingen
Elektrische kabels
Oliecircuit
Veiligheidsinrichtingen
6.2.2 Controle van de
veiligheidsinrichtingen
De veiligheidsmechanismen
hebben twee functies:
A. ze voorkomen de start van de motor
als de veiligheidsmaatregelen
niet in acht zijn genomen;
B. ze stoppen de motor als er ook maar
een enkel veiligheidsconditie wegvalt.
Actie
1. transmissie in "vrij";
2. snij-inrichtingen
uitgeschakeld;
3. de gebruiker zit op
de machine;
de bediener de stoel verlaat
Resultaat
Geen schade aan het
omhulsel, aan het deksel
of aan de klemmen.
Ongeschonden.
Geen schade. Correct
gemonteerd.
Ongeschonden Geen
schade. Correct
gemonteerd.
Geen lekken
Isolatie volledig intact
Geen mechanische
schade.
Geen lekken
Geen schade.
Deze werken zoals
beschreven in par. 6.2.2
Resultaat
De motor start
De motor stopt
Actie
de opvangzak wordt
opgetild of de achterste
aflaatbeveiliging wordt
verwijderd terwijl de snij-
inrichtingen ingeschakeld
zijn (enkel voor modellen
met opvang achteraan)
de handrem wordt
ingeschakeld zonder
de snij-inrichtingen te
hebben uitgeschakeld.
men schakelt de
versnellingshendel in
ofwel het pedaal met de
handrem ingeschakeld
men schakelt de
achterwaartse versnelling
in, met de snij-inrichtingen
ingeschakeld, zonder de
toets voor toelating ingedrukt
te houden (par. 5.10)
Schakel de machine
aan in de vooruit- en de
achteruitversnelling, en
schakel de vrijstand in/
laat het aandrijfpedaal
los (par. 5.2; par. 5.3)
Activeer het rempedaal
(par. 5.1)
Rijtest
Indien eender welke van deze resultaten
verschilt van wat aangegeven is in de
tabellen, mag de machine niet gebruikt
worden! Richt u tot een dienstcentrum
voor de nodige controles en herstelling.
BELANGRIJK Denk er altijd aan dat de
beveiligingssystemen het starten van de motor
beletten wanneer de veiligheidsvoorschriften
niet in acht worden genomen. Nadat in de
bovenstaande gevallen het belet tot starten
is hersteld, dient de sleutel (afb. 15.A) in
de stopstand gedraaid te worden voordat
de motor opnieuw gestart kan worden.
6.3 GEBRUIK OP HELLEND TERREIN
Neem de limieten van de Tabel "Technische
Gegevens" en van "afb. 24" in acht,
onafgezien van de looprichting.
Denk eraan dat er geen "veilige" hellingen
bestaan. Werken op bij hellingen vereist
bijzondere aandacht. Om omkantelen
of verlies van controle over de machine
te vermijden, raadt men aan:
NL - 18
Resultaat
De motor stopt
De motor stopt
De motor stopt
De motor stopt
De machine
vertraagt en stopt.
De machine stopt.
Geen abnormale
trillingen.
Geen abnormaal geluid