Schoonmaken
Maak het apparaat na ieder gebruik met een schone,
zachte, eventueel met zeepwater doordrenkte doek
schoon.
Gebruik geen reinigings- of oplosmiddelen; deze kunnen
de kunststofdelen aantasten.
Opslag in de winter
Voer een grondige schoonmaak van het apparaat uit.
Bewaar het apparaat in een droge ruimte.
Voer algemene onderhoudswerkzaamheden uit die in
het hoofdstuk "Onderhoud" zijn beschreven.
Tap de brandstof uit de tank af.
Nadat het apparaat afgetapt is, start het apparaat.
Laat het apparaat in vrijloop verder lopen tot deze
stopt. Het ontdoet de carburateur van de resterende
brandstof.
Laat het apparaat afkoelen.
Verwijder de bougie (afb. O).
Vul een hoeveelheid ter grootte van een theelepel 2-
takt-motorolie in de verbrandingskamer. Trek een
paar keer voorzichtig aan het startkoord om de
binnenonderdelen met deze olie te bevochtigen.
Plaats de bougie weer terug.
Maak de olietank bij een langere opslag leeg om
lekkage te verhinderen.
Bewaar het apparaat op een koude, droge plaats,
buiten het bereik van ontvlammingsbronnen en
brandbare substanties.
Plaats de bescherming van de zaagketting op de
ketting.
Nieuwe ingebruikneming
Verwijder de bougie (afb. O). Trek het startkoord meerdere
keren er uit om de verbrandingskamer van olieresten te
reinigen. Maak de bougiecontacten schoon of plaats een
nieuwe bougie. Vul de brandstof- en olietank (bij behoefte)
(afb. V+W). Zie hoofdstuk "Brandstof en olie" en
"Bediening".
Start de motor zoals in het hoofdstuk "Bediening", onder
"Koude motor starten" is beschreven.
Onderhoud van het luchtfilter (afb. P)
Vervuilde luchtfilters verlagen de motorprestatie door
geringe luchttoevoer naar de carburateur.
Regelmatige controle is derhalve noodzakelijk. Het
luchtfilter moet na elke 25 bedrijfsuren gecontroleerd en
naar behoefte gereinigd worden. Bij zeer stoffige lucht
dient het luchtfilter vaker gecontroleerd te worden.
1.
Verwijder het luchtfilterdeksel.
2.
Verwijder het filterelement.
3.
Maak het filterelement schoon door uitkloppen of
uitblazen.
4.
De samenbouw vindt in omgekeerde volgorde plaats.
Luchtfilter nooit met benzine of brandbare
oplosmiddelen reinigen.
Verwijder de bougie (afb. O)
Elektroden afstand van de bougie = 0,6 mm
Draai de bougie met 12 tot 15 Nm aan.
Controleer de bougie voor de eerste maal na 10
bedrijfsuren op vervuilingen en maak deze zo nodig met
een koperdraadborstel schoon. Daarna de bougie iedere
50 bedrijfsuren onderhouden.
1.
Neem de stekker op de bougie met een
draaibeweging af.
2.
Verwijder de bougie met een bougiesleutel.
3.
De samenbouw vindt in omgekeerde volgorde plaats.
All manuals and user guides at all-guides.com
45
Onderhoudswerkzaamheden aan de zaagkop (afb.
R+S)
Kettingbalk en zaagketting verwijderen (afb. U)
Onderhoudswerkzaamheden enkel bij
uitgeschakeld apparaat verrichten.
Maak de moer van de kettingbalk (afb. R/1) los.
Nu kan de ketting en de kettingbalk verwijderd worden om
deze te slijpen, resp. te vervangen.
Maak de looprail van de kettingbalk van tijd tot tijd schoon
van zaagsel.
Let bij het monteren van de zaagketting op de
juiste draairichting van de ketting.
Indien nodig, raadpleeg een vakman.
Onderhoud van de kettingbalk
Controleer altijd de kettingbalk op beschadigingen. De
kettingbalk kan ongelijkmatig versleten raken door een
onjuist gebruik of het niet vakkundig slijpen van de ketting
Werk nooit met een verbogen, gespleten of sterk versleten
kettingbalk.
Vervang bij een zware beschadiging de
kettingbalk door een nieuwe kettingbalk.
Indien nodig, raadpleeg een vakman.
Onderhoud van de zaagketting
Let altijd op een scherpe ketting.
Vijl de zaagketting regelmatig met een handvijl, een
kettingzaagslijpmachine of laat de ketting door een
vakman slijpen.
Bij sterke slijtage van de ketting moet deze door een
nieuwe ketting vervangen worden. Indien nodig,
raadpleeg een vakman.
Instellen van de kettingspanning (afb. Q)
Let altijd op de juiste kettingspanning. Een losse
zaagketting verhoogt het gevaar van terugslagen. Een
losse ketting kan uit de balklijn springen. Dit kan tot letsels
leiden en de ketting beschadigen. Een losse zaagketting
veroorzaakt een snelle slijtage van de zaagketting, de
kettingbalk en het kettingwiel.
Voor het afstellen van de ketting controleren of de
moer van de kettingbalk (afb. Q) slechts met de hand
is aangedraaid.
De afstelschroef in de richting van de klokwijzers
draaien, tot de ketting aanligt maar licht te bewegen
is.
De ketting moet op elke plaats van de balk
gelijkmatig aanliggen maar mag niet spannen of
klemmen.
Door het draaien van de instelschroef, tegen de
richting van de klokwijzers in, wordt de
kettingspanning (a) verlaagd en door draaien in de
richting van de klokwijzers wordt de ketting
gespannen (b) (afb. Q).
Nadat de kettingspanning juist werd ingesteld, de
moer van de kettingbalk (afb. B/18) vastdraaien.
Aanwijzing: Een nieuwe zaagketting rekt uit. De nieuwe
zaagketting na de eerste bedrijfsuren controleren. De
zaagketting laten afkoelen en de kettingspanning opnieuw
afstellen.