4
Montage
4.1
Een geschikte bedrijfslocatie kiezen
Voorwaarden voor het gebruik van afscheiders:
Beluchting en/of ventilatie van de ruimte.
Vlakke en voldoende draagkrachtige ondergrond (zie "Technische gegevens", pagina 58).
Omgevingstemperatuur van min. 15°C.
Waterdichte vloerafwerking met geïntegreerd afvoerpunt.
Beschikbare aansluitingen voor warm en koud water.
Minimaal 60 cm ruimte boven de vetafscheider, zodat het deksel voor reinigingswerkzaamheden kan worden geopend.
Minimaal 1 m vrije ruimte voor de vetafscheider.
Toevoer met stabilisatieleiding van minimaal 1 m (verval van 1:50). De overgang van de valbuis naar de stabilisatieleiding
moet worden uitgevoerd met twee bochten van 45°.
Als de toevoerleiding langer dan 10 m horizontaal loopt, moet zij apart worden ontlucht.
4.2
Leidingen monteren
Toevoer en uitloop aansluiten
Het aansluiten van de toevoer en uitloop op het ontwate-
ringssysteem van de inbouwlocatie.
Als de aansluitingen wederzijds moeten worden omge-
wisseld, moeten ze samen met de schroeven (1) en
afdichtingen (2) worden gedemonteerd en ook worden
omgewisseld. Controleren of de afdichtingen (3) vol-
doende zijn ingevet.
De vulvoorziening plaatsen
Clipjes van de bevestigingsbeugel verwijderen.
Buis van de vulvoorziening uit de bevestigingsbeugel
trekken.
Buis van de vulvoorziening in de opening met voorge-
monteerde afdichting voor buisdoorvoer plaatsen.
Buis van de vulvoorziening zo plaatsen, dat hij met de
bevestigingsbeugel kan worden vastgezet.
Clipjes op de bevestigingsbeugel plaatsen.
✓ De vulvoorziening is klaar voor gebruik.
De toevoerleiding van de vulvoorziening moet zo wor-
den aangelegd, dat 'dode' leidingen worden voorkomen.
Het risico van legionellabesmetting in de leidingen moet
zoveel mogelijk worden uitgesloten.
60 / 82
016-185_01