Algemene montage-instructies!
Let, voordat u de buitencamera aanbrengt, op de volgende punten:
–Voor een goede beeldhoek moet de buitencamera op een hoogte van
minstens 2 m worden aangebracht.
–De plaats waar de buitencamera gemonteerd zal worden, moet
voldoende stevigheid bieden (bijv. over het dak van het voertuig
schampende takken kunnen in de camera vastraken).
–De camera moet waterpas en in het midden aan de achterzijde van het
voertuig worden aangebracht (zie
Leg de camerakabel zo aan, dat u bij later eventueel noodzakelijke
demontage van de camera gemakkelijk bij de stekerverbinding tussen
camera en verbindingskabel kunt. De demontage wordt daardoor veel
gemakkelijker.
De veiligste manier van bevestigen is m.b.v. door de opbouw heen gaande
schroeven, waarbij gelet moet worden op:
1. Is er achter de gekozen positie ruimte genoeg voor het monteren?
2. Iedere doorvoering moet door passende maatregelen tegen het
binnendringen van water beschermd worden (bijv. door de schroeven
met afdichtkit aan te brengen of de buitenste bevestigingsdelen met
afdichtkit af te kitten).
3. Biedt de opbouw op de beoogde bevestigingsplaats voldoende
stevigheid, zodat de camerabeugel zich stevig genoeg vast laat
schroeven?
Bent u niet zeker over de door u gekozen plaats voor montage, win dan
advies in bij de fabrikant van de opbouw of diens vertegenwoordiging.
Houd de camerabeugel op de gekozen plaats en
markeer minstens 2 verschillende boorpunten
(zie
G 6).
Bevestiging met plaatschroeven
Bevestiging met plaatschroeven mag alleen plaatsvinden in stalen
platen met een minimale dikte van 1,5 mm.
Bij het boren van gaten in platen moet op het volgende worden gelet:
A5_921-02 -NL- RV 250 neu.p65
Montage van de buitencamera
G 3).
101
101
18-09-2003, 11:30