6.3
Installaties in onderdruk
Bij de installaties in onderdruk (Afb. 11 en Afb. 12) is de druk van
de brandstof aan de ingang van de brander negatief (onderdruk).
Deze installaties zijn typisch voorzien van een tank die lager staat
dan de brander.
EEN LEIDING
TWEE LEIDINGEN
ALLEEN VOOR ITALIË:
Automatisch onderbreeksysteem volgens nota Ministerie van
Binnenlandse Zaken nr. 73 van 29/7/71.
De installateur moet ervoor zorgen dat de on-
derdruk in de toevoer de 0,4 bar (30 cm Hg)
nooit overschrijdt
LET OP
Boven deze waarde ontsnapt er gas uit de
brandstof.
De leidingen moeten een perfecte dichting
hebben.
Hydraulische ydraulische installatie
D9345
Afb. 11
D9435
Afb. 12
13
NL
H
meter
0
0,5
1
1,5
2
3
3,5
H = niveauverschil;
L = max. lengte aanzuigleiding;
ø i = binnendiameter leiding.
In de installaties van de Afb. 11 en Afb. 12 worden in de tabel de
maximumlengtes aangegeven voor de toevoerleiding naar ge-
lang het niveauverschil, de lengte en de diameter van de brand-
stofleiding.
6.3.1
Aanzuiging pomp
Bij de installaties van de Afb. 11 en Afb. 12 moet de brander in
werking gesteld worden en moet de aanzuiging afgewacht wor-
den.
Als de brander vergrendelt voordat er brandstof wordt toege-
voerd, dient u minstens 20 seconden te wachten alvorens de
handeling te herhalen.
Bij een tweepijpsysteem in onderdruk (Afb. 13) dienen de aan-
zuig- en terugloopleiding zich op dezelfde hoogte te bevinden. In
dat geval is een voetklep overbodig.
Als de terugloopleiding boven het niveau van de brandstof aan-
komt, is een voetklep noodzakelijk.
Deze oplossing biedt echter minder zekerheid omdat de dichting
van de voetklep eventueel ontoereikend kan zijn.
L meter
Øi
Øi
8 mm
10 mm
35
100
30
100
25
100
20
90
15
70
8
30
6
20
20011753