Roco 46902 Mode D'emploi page 22

3. Optillen en neerlaten van de kraanhaak
– LED (GROEN) knippert met een tussentijd van
drie cycli
4. Bijkomende functie
– LED is in het ROOD verlicht
De keuze van de functies van 1 – 4 gebeurt individu-
eel door de toets „OFF" even in te drukken.
Verdere bediening van de kraan in beide systemen:
Nadat de gewenste functie door middel van de ove-
reenkomstige toetsen van respectievelijk Lokmaus
of besturingspaneel opgeroepen werd, wordt deze
door middel van de rijdregelaar van respectievelijk
Lokmaus of besturingspaneel qua richting en snel-
®
heid bestuurd. De bewegingsrichting vloeit daarbij
voort uit de omschakeling van de rijdrichting (zoals
ook bij locomotieven). Indien er naar een andere
operationele functie overgeschakeld wordt, hoewel
de beweging van de voordien opgeroepen functie
nog bezig is, wordt de beweging van de functie,
die tot nu toe gebruikt werd, gestopt en start de
nieuw gekozen functie onmiddellijk in die richting
en met die snelheid, die door de op dat moment
bestaande stand van de regelaar vooraf bepaald is.
Om daardoor teweeggebrachte, ongewenste bewe-
gingen te vermijden is het aanbevelenswaardig om
de rijdregelaar vóór iedere overschakeling van de
kraanfuncties op „0" te plaatsen.
Opmerking: de besturing van de bijkomende func-
tie wijkt hiervan in onbeduidende mate af! Indien
er namelijk na de oproep en de inschakeling van de
bijkomende functie (LED is in het ROOD verlicht) een
andere kraanfunctie ingesteld wordt, blijft de bijko-
mende functie zolang ingeschakeld tot deze opni-
euw opgeroepen en vervolgens via de omschakeling
van de rijdrichting met de rijdregelaar uitgeschakeld
wordt (LED is nu in het GROEN verlicht). De bijko-
mende functie zelf is niet regelbaar, maar alleen
in- of uitschakelbaar.
Indien u een ander Lokadres oproept, hoe-
NL
wel er nog een kraanfunctie bezig is, gaat de
voor het laatst ingestelde kraanfunctie met
de snelheid verder vooraleer het nieuwe
Lokadres ingesteld werd. Daarom kan deze
kraanbeweging via respectievelijk rijdrege-
laar of toets „OFF'' niet meer in werking
treden. Allereerst moet u opnieuw het adres
van de kraan aan respectievelijk Lokmaus
of aan digitaal besturingspaneel instellen!
22
Noodstop
Zodra men de toets „STOP'' aan het digitale bestu-
ringspaneel (Märklin*/Motorola**) indrukt, wordt
het spoor stroomloos geschakeld en iedere activiteit
van de kraan gestopt. Indien de werking door het
indrukken van een functietoets of van de toets „GO''
opnieuw van start gaat, schakelt de kraan automa-
tisch naar haar ‚eerste' functie – het draaien van
de bovenste wagen - over. Daarom moet u na een
noodstop eventueel de gewenste functie opnieuw
®
oproepen.
In de DCC-modus staat de voor het laatst gekozen
functie opnieuw ter beschikking.
De steuninrichting voor de kraan in
gebruik
(figuur 2)
Om het kantelen van de kraanwagen bij het optillen
van zware lasten (vanaf circa 25 g) te voorkomen,
raden wij dringend de aanbouw van de steunin-
richting aan zodra de kraan niet op de installatie
gereden wordt, maar dient te werken. De twee
steuninrichtingen worden bij de verpakking als
uitrustingsset bijgeleverd. De montage van deze
onderdelen (zie figuur 2) gebeurt aan de beide stoot-
balken van de kraanwagen. De vier steundrevels zijn
in overeenstemming met het model verstelbaar in
de hoogte geconcipieerd zodat u de kraanwagen
duurzaam aan de respectievelijke vorm van het ter-
rein vlak naast het spoor kunt aanpassen.
De steuninrichtingen mogen uitsluitend bij
een stilstaande kraanwagen gebruikt wor-
den! Zodra de kraanwagen op de installatie
dient verder te rijden, moeten de steunin-
richtingen onvoorwaardelijk vooraf opnieuw
aangebouwd worden!
Uitwisselen van de kabels
Indien ondanks slipkoppelingen en ondanks de
grootst mogelijke voorzichtigheid de kabel om de
kraanarm op te tillen of neer te laten of de kabel
voor de kraanhaak gescheurd is, dient u deze door
een niet te dunne draad vervangen. Hiervoor moet u
als volgt te werk gaan:
• Bovenste gedeelte ontkoppelen (hefboom in het
®
midden van het onderste gedeelte naar beneden).
• Behuizing van de kraan wegnemen.
(figuur 5)