3.4
AANGESLOTEN BUITENVOELER
(Afb. 13)
Als er een buitenvoeler aanwezig is, kunnen
de instellingen (SET) voor de verwarming uit
de klimaatcurves worden afgeleid in functie
van de buitentemperatuur. Deze waarden
moeten hoe dan ook binnen de bereiken lig-
gen die bij punt 3.3 zijn beschreven (para-
meters PAR 22 voor de zone 1, parameters
PAR 25 voor de zone 2, parameters PAR
28 voor de zone 3).
De in te stellen klimaatcurve kan worden
gekozen uit een waarde 3 en 40 (met stap-
pen van 1). Door de helling van de curven op
afb. 13 groter te maken, neemt de aanvoer-
temperatuur van de installatie toe in ove-
reenstemming met de buitentemperatuur.
3.5
FUNCTIES VAN DE KAART
De elektronische kaart heeft de volgende
functies:
- Antivriesbescherming verwarmings- en
warmwatercircuit (ICE) .
- Ontstekings- en detectiesysteem van de
vlam.
- Instelling vanaf het bedieningspaneel van
het vermogen en van het gas waarmee
de ketel werkt.
- Antiblokkering van de pomp die na 24h
van inactiviteit enkele seconden wordt
gevoed.
- Bescherming tegen legionella voor ketel
met opslagboiler.
- Schoorsteenvegerfunctie die vanaf het
bedieningspaneel kan worden inge-
schakeld.
- Glijdende temperatuur met aangesloten
buitenvoeler. Deze temperatuur is instel-
baar vanaf het bedieningspaneel en is
actief op de verwarmingsinstallatie cir-
cuit 1 en op de verwarmingsinstallatie
circuit 2-3.
- Beheer van 3 onafhankelijke installaties
verwarmingscircuit.
- Automatische instelling van het ont-
stekingsvermogen en maximale verwar-
ming. De instellingen worden automati-
sch beheerd door de elektronische kaart
om de maximale gebruiksflexibiliteit van
de installatie te garanderen.
- Interface met de volgende elektronische
systemen:
afstandsbediening
HOME Art. nr. 8092280/81, tempera-
tuurregeling RVS, aansluiting op de kaart
gemengde
zones
ZONA MIX
8092234, de zonnekaart INSOL code
8092235 en op de kaart RS-485 om tot
8 ketels in cascade te beheren of een com-
municatie te implementeren van het
Modbus-type (slave RTU-RS485, Reference
Guide PI-MBUS-300 Rev. J) Art. nr.
8092243. Voor de configuratie van de
toestellen met de kaart van de ketel,
dient men de parameter installeur PAR
10 af te stellen.
– Functie anticondensig, voorverwarming
body (symbool "+" vóór cijferig belangrijk-
ste) en anti-inertie.
3.6
TEMPERATUURVOELERS
Tabel 4 bevat de weerstandswaarden (Ω)
die bij een verandering van de temperatuur
bij de verwarmings, warmwatervoeler en
worden verkregen.
rookgasvoeler
Bij een onderbreking van de sonde toe-
voerleiding CV (SM), sonde retourleiding
CV (SR) en rookgasvoeler (SF) werken
beide functies van de ketel niet. Bij een
onderbreking van de warmwatervoeler
(SB) werkt de ketel wel, maar wordt de
vermogensmodulatie tijdens het gebruik
van warm water niet uitgevoerd.
TABEL 4
Temperatuur (°C)
20
30
40
50
60
70
80
SIME
3.7
ELEKTRONISCHE ONTSTEKING
code
De ontsteking en de vlamdetectie worden gere-
geld door twee elektroden op de brander, die bin-
nen een seconde ingrijpen bij onbedoelde uit-
schakelingen of het ontbreken van gas.
3.7. 1
Bedrijfscyclus
De brander wordt binnen max. 10 seconden
na de opening van de gasklep ontstoken.
Wanneer de ontsteking niet plaatsvindt
waardoor het blokkeringssignaal wordt
ingeschakeld, is dit te wijten aan het volgen-
de:
– Geen gas
De ontstekingselektrode blijft gedurende
max. 10 sec. vonken, maar als de bran-
der niet wordt ontstoken wordt een sto-
ring gemeld. Dit kan gebeuren bij de eer-
ste ontsteking of na lange perioden van
stilstand, omdat er lucht in de gasleidin-
gen zit. Dit kan worden veroorzaakt door-
dat het gaskraantje gesloten is of door
één van de spoelen van de klep met
onderbroken wikkeling waardoor de ope-
ning niet kan plaatsvinden.
– De ontstekingselektrode vonkt niet
In de ketel ziet u alleen de opening van het
gas naar de brander, na 10 sec. wordt de
storing gemeld.
Dit kan worden veroorzaakt door de
Weerstand (Ω)
onderbreking van de kabel van de elek-
12.090
trode of doordat deze niet correct aan de
8.313
verbindingspunten is bevestigd. De elek-
5.828
trode is geaard of erg versleten: vervang
4. 1 61
de elektrode. De elektronische kaart is
3.021
defect.
2.229
1.669
– Er wordt geen vlam gedetecteerd
Vanaf de ontsteking blijft de elektrode
voortdurend vonken, ondanks dat de
brander brandt.
Na 10 sec. stopt het vonken, gaat de
brander uit en wordt de storing gemeld.
Dit kan worden veroorzaakt door de
onderbreking van de kabel van de elek-
trode of doordat deze niet correct aan de
verbindingspunten is bevestigd. De elek-
trode is geaard of erg versleten:
vervang de elektrode. De elektronische
kaart is defect.
Bij een plotselinge stroomuitval stopt de
brander onmiddellijk, bij terugkeer van de
stroom zal de ketel automatisch weer in
werking worden gesteld.
LET OP: De curves zijn
berekend met een omgeving-
stemperatuur van 20°C. De
gebruiker kan de ketelbedie-
ningen gebruiken om de
omgevingsset waarvoor de
curve berekend is met ±5°C
te wijzigen.
Afb. 13
FR
NL
DE
69