220/230/240 V
Blu-Bleu-Blue-Blau
Rosso-Red-Rouge-Rot
FIG. B
1
2
3
7
6
8
FIG. C
1
2
FIG. D
380/400/415 V
Blu-Bleu-Blue-Blau
Rosso-Red-Rouge-Rot
4
5
9
10
11
3
wisselen. Het gebruik van massakabels en bijzonder lange
verlengkabels zorgen voor spanninguitval en voor andere pro-
blemen die toe te wijden zijn aan een grotere weerstand en
inductiewaarde van de kabels die lasdefecten kunnen bezor-
gen. Om deze nadelen te voorkomen de volgende aanwijzin-
gen volgen:
• Gebruik maken van massakabels en verlengkabel van de
juiste doorsnede.
• De kabels goed uitleggen ter voorkoming van windingen.
Verbinding van de verlengkabel
aan de raadvoortsleper
SERIE WF (Fig. D)
De verlengkabel generator-draadvoortsleper bestaat uit een
vermogenskabel, een kleinere kabel en een gasslang die aan
de achterzijde van de draadvoortsleper aangesloten moeten
worden.
• De hulpkabel in de daarvoor bestemde connector (Pos. 1,
Fig. D).
• De gasslang in de overeenkomstige koppeling (Pos. 2,
Fig. D).
• De vermogenskabel in de snelkoppeling doen (Pos. 3,
Fig. D).
SERIE TR (Fig. E)
De verlengkabel generator-draadvoortsleper bestaat uit een
vermogenskabel, een kleinere kabel en een gasslang die aan
de achterzijde van de draadvoortsleper aangesloten moeten
worden.
• De vermogenskabel in de snelkoppeling doen (Pos. 1,
Fig. E).
• De hulpkabel in de daarvoor bestemde connector (Pos. 2,
Fig. E).
• De gasslang in de overeenkomstige koppeling (Pos. 3,
Fig. E).
Lassen
BELANGRIJK: Alvorens het lasapparaat aan te zetten, op-
nieuw controleren dat de netspanning en de netfrequentie over-
eenkomen met de gegevens van de plaat.
• Het lasapparaat aanzetten door de lijnschakelaar / schaal-
schakelaar in positie 1 te zetten (Pos. 5, Fig. C).
• Het groene signaallampje (Pos. 3, Fig. C) gaat branden om
aan te geven dat het lasapparaat aan en klaar voor gebruik
is.
• De schakelaar voor de fijne afstelling van de lasspanning op
de meest geschikte stand voor het uit te voeren laswerk zet-
ten (Pos. 7, Fig. C).
• Verwijder de gasgeleider en de draadgeleider van de brander
zodat de draad tijdens het laden vrij naar buiten kan komen.
Er wordt herinnerd dat het mondstuk van de draadleider de-
zelfde diameter als de gebruikte draad moet hebben.
35
3
2
1
FIG. E