Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
gebruikt, van de stroomtoevoer af te koppelen (door
de stekker uit het stopcontact te halen) en het
antenne- of kabelsysteem te ontkoppelen. Hiermee
voorkomt u schade aan het apparaat als het gevolg
van blikseminslag en spanningspieken.
13 DISC-LADE
Houd uw vingers bij de lade vandaan wanneer deze
dicht gaat. U kunt zich verwonden als u dit niet doet.
14 OVERBELASTING
Zorg dat u de contactdozen van verlengsnoeren niet
overbelast. Dit kan brand of elektrische schokken
veroorzaken.
15 VLOEISTOF EN VOORWERPEN IN HET
APPARAAT
Duw nooit voorwerpen in de openingen van het
apparaat. Deze kunnen gevaarlijke spanningspunten
raken en kortsluiting tussen onderdelen
veroorzaken, wat tot brand of elektrische schokken
kan leiden. Mors nooit vloeistof van welke soort dan
ook op het apparaat.
16 BELADING
Plaats nooit een zwaar voorwerp op het product en
ga er nooit op staan. Het voorwerp kan vallen, wat
tot ernstige verwondingen of zware beschadiging
van het apparaat kan leiden.
17 DISC
Gebruik geen discs met barsten of vervormde of
gerepareerde discs. Deze discs kunnen gemakkelijk
breken. Dit kan leiden tot ernstige verwondingen of
niet functioneren van het apparaat.
18 ONDERHOUD
Probeer niet dit product zelf te onderhouden; u kunt
bij het openen of verwijderen van panelen worden
blootgesteld aan gevaarlijke spanning of andere
gevaren. Laat het onderhoudswerk over aan
daarvoor opgeleide monteurs.
19 SCHADE WAARVOOR ONDERHOUD IS
VEREIST
Verwijder de stekker van dit apparaat uit de
wandcontactdoos en roep in de volgende gevallen de
hulp in van een erkende monteur.
A. Wanneer het netsnoer of de stekker is beschadigd.
B. Wanneer er vloeistof is gemorst op het apparaat of
voorwerpen in het apparaat zijn gevallen.
4
C. Als het apparaat blootgesteld is geweest aan regen
of water.
D. Als het apparaat niet normaal werkt nadat u de
bedieningsinstructies hebt opgevolgd. Gebruik
alleen de bedieningselementen die in de
bedieningsinstructies worden besproken. Bij een
onjuiste bediening van andere elementen kan
schade ontstaan en zijn er vaak uitgebreide
werkzaamheden door een erkende monteur
nodig om het apparaat weer te herstellen.
E. Wanneer het apparaat is gevallen of de behuizing
is beschadigd.
F. Wanneer het apparaat duidelijk anders
functioneert – dit duidt erop dat het apparaat moet
worden nagekeken.
20 WARMTE
Plaats het product niet in de buurt van
warmtebronnen, zoals radiators, kachels of andere
apparaten (waaronder versterkers) die warmte
produceren.
21 Bij lekkage van de batterijen kunnen verwondingen
of schade aan het apparaat of andere voorwerpen
ontstaan. Neem daarom de volgende
veiligheidsmaatregelen:
A. Plaats alle batterijen met de plus- en mintekens op
de juiste plaats.
B. Gebruik geen oude en nieuwe batterijen door
elkaar.
C. Gebruik batterijen van hetzelfde merk en type.
D. Verwijder de batterijen als het apparaat
gedurende langere tijd niet gebruikt wordt.
E. Als de batterijen leeg zijn, moeten ze in
overeenstemming met de plaatselijke wetten en
regels worden afgedankt.