Als andere rijaccu's of rijaccu's met een hoger cellenaantal worden gebruikt, kan niet alleen de rijregelaar
of de motor worden beschadigd, maar worden ook tandwielen, koppelingen of aandrijfassen overbelast;
de garantie vervalt!
Wanneer u twee rijaccu's gebruikt, worden deze via de meegeleverde Y-kabel in serie geschakeld.
Attentie, belangrijk!
Meng daarbij nooit LiPo- en NiMH-accu's!
De beide rijaccu's moeten dezelfde capaciteit en ontladerwaarde hebben, ze moeten van hetzelfde type
en fabrikant zijn.
Sluit nooit een rijaccu met verschillende laadtoestand of deels geladen rijaccu's op de rijregelaar aan.
Anders wordt mogelijks een verkeerd cellenaantal herkend, waarop de onderspanningsbescherming niet
juist werkt, wat tot een diepe ontlading kan leiden!
d) Zender in gebruik nemen
Open het batterijvak op de zender en plaats ofwel batterijen ofwel volledig opgeladen accu's in het batterijvak. Let
hierbij op de juiste polariteit (plus/+ en min/-), zie aanduiding in het batterijvak. Het batterijvak weer sluiten.
Schakel de zender in. Controleer de werking van de zender (vb. power-LED, etc).
Neem de meegeleverde gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening in acht.
e) Aansluiten van het rijaccu op de rijregelaar
Indien dit nog niet is gebeurd, neemt u eerst de zender in
gebruik, zie hoofdstuk 8. d).
Controleer dan of de rijregelaar uitgeschakeld is (schakelaar-
positie "OFF" = uit).
Beweeg daartoe de schuifschakelaar (zie pijl in afbeelding
rechts) van de setup-toets weg.
Om te vermijden dat de wielen plots beginnen te draaien en zodoende ook het voertuig begint te rijden
(bijv. als de trimming voor de aandrijving versteld is), moet u het modelvoertuig op een geschikte onder-
grond plaatsen (of een startbox), zodat de wielen vrij kunnen draaien.
Neem de aandrijving van het voertuig niet vast; houd het voertuig niet aan de wielen vast, verwondings-
gevaar!
Nadat u de rijregelaar zoals hierboven beschreven hebt uitgeschakeld, sluit u de rijaccu aan de rijregelaar aan.
OFF
ON
89