f) Rijregelaar inschakelen
Neem eest de zender in gebruik, zie hoofdstuk 8. d).
Plaats het voertuig zoals in hoofdstuk 8. e) beschreven op een geschikte ondergrond, zodat de wielen vrij
kunnen draaien. Steek uw hand niet in de aandrijving! Houd de roeren niet vast.
Zet op de zender de trimming voor sturing en rijfunctie in de middelste stand.
Laat de gas-/remhendel op de zender in de neutrale stand, beweeg deze niet.
Schakel vervolgens de rijregelaar in (schakelaarpositie "ON" = aan).
De rode LED op de rijregelaar mag maar 4x knipperen, bovendien moet de motor 4
pieptonen afgeven. Aansluitend licht de oranje LED op.
Wanneer de rode LED na het inschakelen niet knippert en er geen piepsignaal door de motor wordt
uitgestuurd, maar alleen de oranje LED oplicht, dan werd geen juiste neutrale positie herkend. Stel in dit
geval de trimming op uw zender juist in of programmeer de volgas- en neutrale stand van de rijregelaar,
zie hoofdstuk 10. a).
De geluidssignalen worden door het kort aanjagen van de Brushless motor veroorzaakt. Afhankelijk van
de motor is het piepen weliswaar heel zacht of niet hoorbaar voor u. Let dan op de melding van de LED's
op de rijregelaar.
Controleer aansluitend de aandrijvings- en stuurfuncties van het voertuig, raadpleeg daarvoor hoofdstuk 8. h).
Wanneer de stuurfunctie in tegenstelling tot de beweging van de draaigreep op de zender gebeurt (draaien
naar links op de zender, wielen slaan echter rechts in), dan activeert u op de zender de reverse-functie
voor de sturing.
Het voertuig moet naar voor rijden wanneer u de gas-/remhendel op de zender in de richting van het
handvat draait. Als dit niet het geval is, keert u ofwel de draairichting van de motor om (twee van de drie
motorkabels met elkaar verwisselen) of activeert u op de zender de reverse-functie voor de aandrijving.
g) Carrosserie opzetten en bevestigen
Plaats nu de carrosserie op de houders en beveilig deze met de in het begin verwijderde klemmen.
Uw voertuig is nu klaar voor de eerste proefrit.
90
OFF
ON