2. Startsmoorklep (Choke) sluiten (B)
3. Gashendelblokkering indrukken (C)
4. Met de gashendel volgas geven (D)
5. De halfgasblokkering, voor zover voorzien,
indrukken (E). Zo blijft de gashendel in startpositie. Kettingrem
inschakelen (blokkeren); daarvoor het handscherm naar voor
klappen (in de richting van de zwaardspits)
6. Startprocedure (fig.33)
De zaag op de grond zetten, met een voet op de grond houden
en met één hand de zaag aan het handvat vasthouden.
7. Startkoord met de handgreep tot aan de eerste aanslag
langzaam uittrekken, dan krachtig doortrekken.
Daarna het startkoord niet loslaten en laten terugspringen, maar
langzaam met de hand laten teruglopen op de veer-oproller.
8. Wanneer de motor begint te sputteren, de smoorklep
(Choke) (B) openen. De startprocedure herhalen met
geopende smoorklep.
9. Kort gas geven, om het toerental tot op stationair toerental
te brengen.
Opgelet! De motor moet na het starten
onmiddellijk op stationair toerental
teruggebracht worden, om schade aan
de kettingrem te voorkomen. Nu de
kettingrem lossen, door de
handbeschermer
naar de handgreep te trekken.
Opmerking! Daarbij is een duidelijk
klik-geluid hoorbaar.
Starten met warme motor
Startprocedure zoals hierboven beschreven, behalve
dat de smoorklep (Choke) geopend moet blijven.
Stilleggen van de motor
De motor wordt door de kortsluitschakelaar (A) stilgelegd (positie
„Stop" - „0").
Het stoppen van de motor is verplicht bij:
• Onderhoud, werkpauze, tanken, transport
• Slijpen van de zaagketting
• Beëindiging van het werk - dwingend voorschrift!
- Motor onmiddellijk stilleggen bij merkbare gedragswijziging
van de machine.
-De verhitte boomzaag niet in droog gras of op andere brand-
bare voorwerpen neerzetten. De uitlaatdemper straalt enorme
hitte uit (brandgevaar).
Vervoer (fig.36)
- Tijdens transport of verplaatsing naar een andere
plaats tijdens het werk, moet de motorzaag
stilgelegd, of de kettingrem opgezet worden, om
een ongewild in werking stellen van de ketting te voorkomen.
- Nooit een motorzaag met lopende zaagketting dragen of
vervoeren!
- Bij transport over grote afstand moet de kettingbeschermkap
in elk geval opgezet worden.
- De kettingzaag aan de beugelgreep dragen. Het zwaard wijst
naar achter. Niet met de knaldemper in aanraking komen (gevaar
voor brandwonden).
44
- In geval van vervoer met de wagen, erop letten dat geen
brandstof of kettingolie uitloopt.
- Bij langere buitengebruikname of voor verzending moeten de
brandstof- en kettingolietank geledigd worden.
Onderhoud en verzorging van de zaageenheid
Zaagketting
Zoals elke snijmachine, ondergaat de zaagketting een natuurlijke
slijtage. Uw motorzaag rendeert het best met een correct
geslepen zaagketting. Elke zaagketting is naar vorm, zaagver-
mogen en opbouw aangepast aan elk motorzaagtype (fig.37).
De belangrijkste onderscheidende karakteristieken van een
zaagketting zijn:
1. De vorm van de tanden (A),
2. de kettingverdeling (B) en
3. de schakelsterkte (C)
1. Naar de vorm onderscheidt men
a) Volbeitel (hoekige zaagtand, professionele zagen) fig.37a
b) Halfbeitel (halfronde zaagtand, semi-professionele hobby-
zagen) fig.37b
2. Met de kettingverdeling worden de afmetingen van de
zaagketting bepaald. Zij is gelijk aan de afstand van drie rivetten
gedeeld door twee. De verdeling wordt naar internationale norm
in duim aangegeven (fig.37B).
Kettingverdeling
duim = (mm)
3/8" 90 SG
(9,32 mm)
3/8" S
(9,32 mm)
.325"
(8,25 mm)
3/8"
(9,32 mm)
.404"
(10,26 mm)
3. De schakelsterkte bepaalt de sterkte van de schakel, die in de
geleidingsgleuf van het zwaard glijdt (fig.37C).
Opgelet! Gebruik enkel goedgekeurde originele
SOLO reservekettingen- en zwaarden.
De kettingspanning
Voor een lange levensduur van het zaagmechanisme is de juiste
kettingspanning zeer belangrijk.
Controleer regelmatig de spanning van uw zaagketting, bij
uitgeschakelde motor, en wanneer het zwaard en de ketting
afgekoeld zijn.
Houd rekening met alle instrukties over het slijpen van de ketting.
Fout geslepen kettingen leiden tot overbelasting en verminderen
de levensduur van zwaard en ketting. Bovendien verhoogt zo
het gevaar van terugslag, vooral bij een vergrote afstand tussen
de dieptebegrenzers.
Zaagketting slijpen
fig.38/39/40
Opgelet! Bij alle werkzaamheden aan de zaagketting
de motor afzetten, de ontstekings kaarsstekker
afkoppelen (zie ontstekingskaars vervangen) en be-
schermende handschoenen dragen!
- Voor het vijlen moet een speciale zaagkettingrondvijl met juiste
diameter gebruikt worden (zie Vijloverzicht). Normale rondvijlen
zijn ongeschikt.
Schakelsterkte
mm = (duim)
1,1 mm (.042")
1,3 mm (.050")
1,5 mm (.058")
1,5 mm (.058")
1,6 mm
(0.63")