Basisregels voor veilig werk
1. Terugslag (Kickback)
- Tijdens het werk met de kettingzaag
kan een gevaarlijke terugslag optreden.
- Deze terugslag doet zich voor, wanneer de bovenkant van de
zwaardspits ongewild met hout of andere vaste voorwerpen in
aanraking komt.
- De motorzaag wordt daarbij onkontroleerbaar en met hoge
energie in de richting van de zaaggebruiker teruggeslagen.
Opgelet! Gevaar voor verwondingen! (fig.16)
Om terugslag te vermijden, dient men op het volgende te letten:
- Vermijd te werken met de zwaardspits. Steeds de zwaardspits
in het oog houden.
- Voorzichtig zijn bij het herinzagen van een begonnen zaaggleuf.
- Een zaaginsnede altijd met lopende ketting inzetten!
- De zaagketting steeds korrekt slijpen. Daarbij in het bijzonder
letten op de juiste hoogte van de dieptebegrenzer!
- Bij het zagen van takken, nooit meerdere takken ineens
afzagen! Vermijd andere takken te raken.
- Tijdens het in stukken zagen, letten op dichtbij liggende stam-
men.
2. Verboden werkzaamheden
- Niet werken in slechte zicht- of lichtomstandigheden. Bijzonder
letten op gladheid, natheid, ijs en sneeuw (gevaar om uit te
glijden). Verhoogd uitglijgevaar bestaat op vers ontbast hout
(schors).
- Werk nooit op een onstabiele ondergrond. Let op hindernissen
in het werkbereik wegens struikelgevaar. Voortdurend erop
letten dat u zeker staat.
- Zaag nooit boven schouderhoogte.
- Zaag nooit vanop een ladder (fig.17).
- Nooit met een motorzaag in de boom klimmen om er
werkzaamheden uit te voeren.
- Niet te ver voorovergebogen werken.
- De motorzaag zodanig bedienen, dat er zich geen lichaamsdeel
in het verlengde zwenkbereik van de ketting bevind (fig.18).
- Met de motorkettingzaag uitsluitend hout zagen!
- Niet met een lopende zaagketting in aanraking komen met de
grond.
- Gebruik de motorzaag nooit voor het wegtillen of wegduwen
van stukken hout en andere voorwerpen.
- Steek- en langssneden mogen enkel door speciaal geschoolde
personen uitgevoerd worden (verhoogd gevaar voor een
terugslag).
- Langssneden in een zo vlak mogelijk kleine hoek inzetten. Men
moet daarbij heel voorzichtig te werk gaan, omdat de
aanslagklauw van de motorzaag niet tegen het hout kan wor-
den vastgezet.
- Voorzichtig bij het zagen van gesplinterd hout. Er kunnen
afgezaagde houtsplinters meegetrokken worden (gevaar voor
verwondingen).
- De motorzaag kan tijdens het zagen met de bovenzijde van
het zwaard teruggestoten worden in de richting van de
gebruiker. Zaag daarom enkel met de onderzijde van het zwaard
(fig.19).
42
Vellen van bomen
Het vellen van bomen is gevaarlijk en moet
aangeleerd worden! Indien u beginneling of
onervaren is, begint u beter niet aan het vellen van
bomen. Volg eerst een scholing.
Opgelet! Met het vellen van bomen mag enkel be-
gonnen worden, nadat men er zich van vergewist
heeft dat:
a) alleen personen die bij het vellen betrokken zijn, zich in de
werkomgeving bevinden.
b) ongehinderd uitwijken verzekerd is voor elkeen die betrokken
is bij het vellen.
Deze uitwijkruimte moet schuin naar achter voorzien zijn onder
een hoek van ongeveer 45˚.
c) de nabije werkomgeving tenminste tweeënhalf boomlengten
verwijderd is. Voor het vellen moet men zich vergewissen, en
ervoor zorgen dat noch andere personen, noch dieren of
voorwerpen op een afstand van 2 1/2 boomlengten in de valrichting
bevinden!(fig.20)
d) de voet van de stam vrij is van alle vreemde voorwerpen,
struikgewas of takken. Zorg voor een stabiele werkhouding
(struikelgevaar). (fig.21)
Beoordeling van de boom:
- Neigingsrichting - losse of dorre takken - hoogte van de boom
- natuurlijke overhangende schuinsrichting - heeft de boom
rottingsverschijnselen?
- Let op de windrichting en -snelheid. Bij felle rukwinden mag
men geen boom vellen.
Insnijden van worteluitlopers: (fig.22 /-1,2,3)
- Met de grootste worteluitloper beginnen. Eerst verticaal
insnijden, daarna horizontaal. Nooit worteluitlopers insnijden
als de stam verrot is.
Opmerking: Om nadien een wig te kunnen drijven in de
valzaagsnede van de stam, wordt de worteluitloper (4), die
tegenovergesteld ligt aan de valrichting van de boom, niet
ingezaagd.
Valinkerving aanbrengen (fig.23)
- De valinkerving geeft aan de boom de juiste valrichting en
sturing. De inkerving wordt haaks op de valrichting aangebracht
tot op een diepte van 1/3 - 1/5 van de stamdiameter. Deze
valinkerving zo dicht mogelijk tegen de grond uitzagen.
Werkwijze (fig.23)
- Beginnen met de bovenste schuine insnede (valinkervingsdak 1).
- Daarna de onderste horizontale insnede (valinkervingszool 2).
De onderste insnede moet in een hoek van 45˚ exact met de
bovenste insnede samentreffen.
- De voorziene valrichting controleren.
- Indien de valinkerving moet verbeterd worden, moet men steeds
op de volle breedte bijzagen.
De onderste snede kan in uitzonderlijke gevallen ook schuin naar
boven uitgevoerd worden, om een meer open valinkerving te
bekomen (op hellingen wordt de val van de boom langer
gestuurd).
- De valzaagsnede (3) wordt aan de andere zijde van de boom
iets hoger aangebracht dan de valinkervingszool (2). De insnede
moet exact horizontaal zijn. Tussen de valzaagsnede en de
valinkervingszool moet ongeveer 1/10 van de stamdiameter
blijven staan als breukvlak (5).