11. Storingen
i
Andere mogelijke bedrijfsstoringen zijn voornamelijk van technische aard en moeten door gekwalificeerd tech-
nisch personeel worden gecontroleerd en eventueel worden verholpen. Neem in ieder geval contact op met de
technische dienst van de geautoriseerde dealer voor Bosch-uitrustingen.
i
Om snel in te kunnen grijpen is het belangrijk, om tijdens uw telefoongesprek met de technische dienst de ge-
gevens op het typeplaatje (etiket op de flenszijde van de WBE 5210) en de aard van de storing te vermelden.
Storingen
Oorzaken
Bij het inschakelen
1. Defecte zekering of
brandt het
ontbreken van een fase.
beeldscherm niet.
2. Beschadiging van de zekering
in het elektrische systeem.
3. Beschadiging van de zekering
van de functie- en bedieningstoetsen.
1
1. Het geheugen van het moederbord heeft de
ijk- en configuratiegegevens verloren.
2. Een of meerdere kalibratiefases
(configuratie, kalibratie van de elektronische
schuifmaat / meetarm) is / zijn niet uitgevoerd.
2
De wielbeschermkap werd opgetild voordat de meting
afgesloten was.
3
1. Bij de start draait het wiel achteruit.
2. Motorwikkelingen omgewisseld.
4
1. De motor draait niet.
2. De motor bereikt niet het vereiste toerental.
3. Bedrijfsstoring in het elektrische systeem.
4. Storing van de elektronische kaart.
5
3. Het 1e uitlijngewicht werd niet op het wiel aange-
bracht.
4. De meetsensoren zijn niet correct aangesloten.
6
1. De wielbeschermkap werd niet omlaag gebracht.
2. Beschadiging van de veiligheidsschakelaar
van de wielbeschermkap.
7
Het faseverschil tussen
de 2 meetsensoren is te groot.
8
De meetsensor aan de binnenkant is niet correct aan-
gesloten, is defect of de leiding is onderbroken.
9
De meetsensor aan de buitenkant is niet correct aan-
gesloten, is defect of de leiding is onderbroken.
10
1. De meetsensor voor de positieherkenning is
defect.
2. De motor draait niet.
Robert Bosch GmbH
Storingen | WBE 5210 | 151
Oplossing
1. Controle van de voedingskabel.
2. Vervangen van de zekering in het elektrische sys-
teem.
3. Vervangen van de zekering.
Let op: Een opnieuw optredende beschadiging van de
zekering duidt op een bedrijfsstoring! Neem contact
op met de technische dienst.
1. Alle kalibratie- en configuratie
fases herhalen.
2. Ontbrekende programmeringen of
kalibraties uitvoeren.
Het einde van de meting afwachten, voordat de wiel-
beschermkap opgetild wordt.
1. Controleren, dat het wiel tijdens de start stilstaat
en voorkomen, dat het bij het starten achteruit
draait.
2. De correcte aansluiting van de motor controleren.
1.+ 2. De netspanning controleren (waarschijnlijk te
laag).
3. Vervangen van het elektrische onderdeel of van de
netsnoer.
4. Vervangen van de elektronische kaart.
1. De kalibratie van het begin af aan herhalen en het
kalibratiegewicht aanbrengen, wanneer de procedure
dit aangeeft (zie 12.4 ).
2. De aansluiting van de meetsensoren controleren.
1. De wielbeschermkap bij een aangebracht
wiel omlaag brengen.
2. Vervangen van de schakelaar voor de wielbe-
schermkap.
1. Controleren, of het ijkgewicht correct aangebracht
werd;
2. bovendien de aansluiting van het apparaat contro-
leren: waarschijnlijk staat het niet stevig en trilt te
veel;
3. indien het probleem ook na een correcte opstelling
van het apparaat aanduurt, moet het contact tus-
sen meetsensor en printplaat worden gecontrole-
erd);
4. de meetsensor vervangen;
5. indien het probleem na het vervangen van de meet-
sensor niet opgelost is, de printplaat vervangen.
De aansluiting van de linker meetsensor controleren
en deze eventueel vervangen.
De aansluiting van de rechter meetsensor controleren
en deze eventueel vervangen.
1. De aansluiting van de printplaat controleren;
2. zich ervan verzekeren, dat de printplaat voor de
fotocel tegen licht beschermd is en deze eventueel
afdekken;
3. indien het defect blijft bestaan, de printplaat van
de fotocel controleren en eventueel vervangen.
4. Het elektrische systeem controleren.
1 695 654 697
nl
|
2010-11-19