Hamron 007058 Mode D'emploi page 93

plaats van hem door zijn handen te laten
glijden, en altijd de takel onder controle
houden.
7. Koppel de afstandsbedieningskabel los en
berg ze op een schone en droge plaats op.
Het takelwerk is nu afgerond. Plaats het
deksel terug op het stopcontact.
DINGEN WAARAAN U MOET
DENKEN WANNEER DE TAKEL
BELAST IS
De kabel moet altijd op de trommel worden
gewikkeld aan de kant die zich het dichtst
bij de montageplaat bevindt, volgens de
informatie op het waarschuwingsplaatje
aan het uiteinde van de takelmotor. Zorg
ervoor dat de lijn gelijkmatig en strak om
de trommel wordt gedraaid. Dit voorkomt
dat de buitenste kabelwentelingen tussen
de binnenste wentelingen worden getrokken
waardoor ze geklemd komen te zitten. Dit kan
de kabel beschadigen. Takel met het voertuig
in neutraal en de handrem los. Wees geduldig
en laat de takel al het werk doen. Op die
manier voorkomt u dat het voertuig achteruit
rolt en een schokbelasting veroorzaakt, wat de
takel en de kabel zou kunnen beschadigen. Bij
zijdelings takelen heeft de takel de neiging om
aan één kant van de trommel op te draaien.
Als er te veel kabel aan één kant van de takel
wordt opgewonden, kan dit de takel ernstig
beschadigen. Wikkel de kabel zo recht mogelijk
op en stop met takelen wanneer de kabel te
dicht bij de sleepstangen of montageplaat
komt. Een ongelijk opgedraaide kabel kan
worden gecorrigeerd door de lengte van de
kabel af te rollen en vervolgens aan het andere
uiteinde van de trommel op te rollen. Hierdoor
kunt u verder takelen.
OPWINDEN ZONDER BELASTING
Leg de kabel zo dat hij tijdens het opwinden
niet gekneld of vernesteld geraakt. Controleer
dat de kabel die reeds opgerold is stevig en
gelijkmatig rond de trommel is gedraaid.
Span de kabellagen aan en leg ze mooi recht
indien nodig. Houd een beetje spanning op
de kabel en wikkel hem gelijkmatig laag voor
laag op de takeltrommel. Wanneer een laag
volledig is, stop dan met oprollen en trek
de kabel recht zodat hij strak en gelijkmatig
opgewonden is. Herhaal dit tot de takelhaak
minstens 1,2 meter van takel verwijderd is.
Houd de haak tussen uw duim en wijsvinger
en bevestig de haakriem. Houd de haakriem
tussen duim en wijsvinger vast, zodat de kabel
gespannen blijft. Breng de kabel terug naar de
kabelgeleider en wikkel de resterende kabel
voorzicht op door de schakelaar te pulseren.
Bewaar de haak bij de kabelgeleider of op een
geschikte plaats aan de kant waar de kabel
gespannen is. Als u geen haakriem hebt, kunt
u een koord of dergelijke gebruiken. Plaats
NOOIT uw vingers in de haak wanneer u de
kabel opwindt om ernstige verwondingen te
voorkomen.
WIJZIGING VAN DE TAKELRICHTING
Alle takelwerken moeten worden uitgevoerd
in een rechte lijn tussen de takel en het
voorwerp dat wordt getakeld. Zo komt niet de
kabel niet aan één kant van de takeltrommel
terecht, wat de trekkracht beïnvloedt en de
kabel kan beschadigen. Met een klapblok dat
op een punt recht voor het voertuig wordt
bevestigd, kunt u de trekrichting wijzigen en
tegelijk de kabel in een hoek van 90º houden
zodat deze correct op de takeltrommel wordt
opgewonden.
NL
93