gebruikt (afb. 3 + 3.2-3.4).
1.1) Gebruik van het voorste opvangoog
1.2) Gebruik van het achterste opvangoog
3.) Verbindingsmiddelen
3.1a+b) De aanpassing van de lengte en het aanbrengen mag
niet in gebieden plaatsvinden waar valgevaar dreigt.
3.2) De totale lengte van het VBM, (inclusief valdempers
en verbindingselementen) mag de waarde van afb. 3 niet
overschrijden.
3.3) Het VBM niet knopen.
3.4.) Het VBM niet in de omsnoering gebruiken
3.5.) Veiligheidskarabijnhaken en/of verbindingselementen
vóór dwars- en knikbelasting beschermen (toegestaan bij
ANSI-toepassingen).
3.6a+b) Het betreffende type anker is afhankelijk van het
betreffende type van het VBM en richt zich naar de gegevens
van de fabrikant en tabel afb. 5
4.) Gebruik van de ankerstrop
4.1) De bij een val optredende maximale krachten die inwerken
op de constructie zijn afhankelijk van de gebruikte valdemper.
De in de constructie optredende krachten komen overeen
met de max. kracht waarmee de valdempers de valbelasting
verminderen (afb. 3).Bij een toegestaan gebruik door meerdere
personen, moeten de max. opvangkrachten worden opgeteld.
Maximale verlenging van de ankerstrop = 10 cm.
4.2) Slappe lijn vermijden.
4.3) Het verankeringspunt moet zo verticaal mogelijk boven
de werkplaats liggen. Indien het verankeringspunt zich onder
de werkplaats bevindt, bestaat het gevaar dat de persoon
bij een val op lager gelegen onderdelen valt. Indien het
verankeringspunt zich aan de zijkant bevindt, bestaat het
gevaar dat de persoon tegen zijdelingse onderdelen slaat. Om
een slingerval te voorkomen dient de gebruiker de zijdelingse
bewegingen naar de middenas te begrenzen tot een max. van
ca. 45°. Is dit niet mogelijk of zijn er grotere afbuigingen nodig,
dienen er geen afzonderlijke verankeringspunten gebruikt te
worden, maar een systeem conform bijv. EN 795 klasse D
(rail) of C (lijn). De hoogte van het verankeringspunt en het
benodigde vloeroppervlak moet in ieder geval voldoende zijn
om een effectief gebruik van het systeem te garanderen (zie
afb. 2): Remweg van de valdemper (vgl. Δl, afb. 2)
+ originele lengte van het verbindingsmiddel (zie l, afb. 3)
+ lichaamslengte (zie x, afb. 2)
+ veiligheidsafstand (ca. 1 m, zie afb. 2)
+ evt. rekking van de verankeringsvoorziening (bv. EN 795 B/C,
zie handleiding van de desbetreffende fabrikant). De valdemper
35