e) accu opslaan („storage")
Deze functie kan worden gebruikt om de accu op een bepaalde spanningswaarde te brengen die voor het opbergen
ideaal is (LiPo = 3,85V, LiIon = 3,75V, LiFe = 3,3V).
Afhankelijk van de celspanning wordt de accu opgeladen of ontladen. Dit is bij een meercellige accupack alleen
zinvol wanneer een balancer-aansluiting aanwezig is.
De procedure voor het instellen van de stroom en spanning/aantal cellen dient op dezelfde manier te worden uitge-
voerd als bij het normale laadproces, zie hoofdstuk 11b).
-
+
Start
Enter
f) accu ontladen („dIsCharge")
Normaliter is het bij lithium-accu's niet nodig deze te ontladen (dit in tegenstelling tot NiCdaccu's). De accu kan
ongeacht zijn capaciteit direct worden opgeladen.
Indien u een dergelijke accu toch wilt ontladen, dan kan de ontlaadstroom tussen 0,1A en 1,0A worden ingesteld.
De ontlaadstroom mag voor alle veiligheid niet hoger zijn dan 1C.
De verdere procedure verloopt zoals beschreven in hoofdstuk 11b), alleen in dit geval wordt de accu niet geladen,
maar ontladen.
De ontladingseindspanning is verschillend en afhankelijk van het ingestelde accutype en is in het laadapparaat
vooraf ingesteld. Naast het accutype wordt de bijbehorende spanning op het display weergegeven.
•
LiPo: 3,0V per cel
•
LiIon: 2,5V per cel
•
LiFe: 2,0V per cel
Kies de stroom en de spanning (aantal cellen) van het aangeslo-
ten accupack. De stroom wordt zowel voor het opladen als voor
het ontladen gebruikt om de cellen op de optimale spanning voor
de opslag te brengen.
-
+
193