d) Snelladen ("FAST CHG")
Bij het laden van een lithium-accu wordt de laadstroom door de gebruikte laadprocedure altijd
minder, hoe voller de accu (wanneer de accu zijn maximale laadspanning heeft bereikt en het
laadapparaat van constante stroom naar de constante spanningslaadprocedure omschakelt).
Daardoor neemt natuurlijk ook de oplaadtijd toe.
Bij het snel opladen wordt een hogere laadstroom bereikt. Dit gaat echter ten koste van de ca-
paciteit aangezien op grond van de veiligheidsschakelingen in het laadapparaat het laadproces
vroeger wordt beëindigd.
Dit betekent dat bijvoorbeeld een LiPo-accu bij de snellading niet volledig kan worden opgela-
den. Er is slechts ongeveer 90% van de capaciteit beschikbaar die bij het normale oplaadproces
mogelijk is.
De snellading is dus alleen zinvol wanneer u de accu zo snel mogelijk weer gebruiks-
klaar moet hebben.
De procedure voor het instellen van de laadstroom en spanning/aantal cellen dient op dezelfde
manier te worden uitgevoerd als bij het accuprogramma "CHARGE", zie hoofdstuk 11. b).
e) Accu opslaan ("STORAGE")
Dit accuprogramma kan worden gebruikt wanneer de accu langere tijd moet worden opges-
lagen. Afhankelijk van het ingestelde accutype wordt de accu tot op een bepaalde spanning
geladen of ontladen.
Afhankelijk van de celspanning wordt de accu opgeladen of ontladen. Dit is bij een
meercellige accupack alleen zinvol wanneer een balancer-aansluiting aanwezig is en
aan het laadapparaat werd aangesloten.
Bij het langer opslagen van een lithium-accu (zoals vb. bij het overwinteren van een
vliegaccu) moet de accu in elk geval elke 3 maanden worden gecontroleerd en opni-
euw met het accuprogramma "STORAGE" worden behandeld, opdat het niet tot een
schadelijke diepontlading komt.
De procedure voor het instellen van de laadstroom en spanning/aantal cellen dient op dezelfde
manier te worden uitgevoerd als bij het accuprogramma "CHARGE", zie hoofdstuk 11. b).
203