De elektrische aansluiting moet d.m.v. een stopcontact
plaatsvinden.
Spanning controleren. De op het plaatje aangegeven
technische gegevens moeten in overeenstemming zijn met de
spanning van het stroomnet.
Indien de pomp voor vijvers, fonteinen enz., evenals in de
daarvoor bedoelde waterinstallaties, wordt gebruikt, moeten de in
de afzonderlijke landen geldige normen, waar de pomp wordt
gebruikt, beslist nagekomen worden.
Elektrische pompen, die buiten worden gebruikt (bijv. in vijvers
enz.), dienen met een rubberen elektrische kabel - type
H07RNF, in overeenstemming met de normen DIN 57282, resp.
DIN 57245, uitgerust te zijn.
Als de pomp in gebruik is, mogen geen personen
en/of dieren in de op te pompen vloeistof verblijven of
duiken (bijv. zwembaden, kelders enz.).
De temperatuur van de te verpompen vloeistof mag de
+35°C niet overschrijden. Indien verlengkabels worden
gebruikt, moeten deze uitsluitend van rubber zijn, type
H070RNF, in overeenstemming met de normen DIN 57282
of DIN 57245.
De op het elektrische net aangesloten pomp nooit
aan de kabel aanraken, dompelen, resp. tillen of
verplaatsen (afb. E)!
Let er op dat het stopcontact ver van water en vocht is
verwijderd en dat de stekker voor vocht wordt beschermd.
Voor de inbedrijfstelling van de pomp controleren of de
elektrische kabel en/of het stopcontact niet beschadigd zijn.
Vóór het uitvoeren van willekeurige werkzaamheden aan de
pomp de stekker uit het stopcontact nemen.
Aanwijzingen stap voor stap
•
Sluit een met de diameter van de pompuitgang
overeenkomstige waterslang aan (zie Montage en de
eerste inbedrijfstelling).
•
Bevestig een touw of ketting of iets dergelijks aan de
greep van de pomp om deze op een juiste plaats te
brengen.
•
Plaats, resp. leg de pomp „schuin" (afb. D) in de te
verpompen vloeistof neer. Let er op dat de
drijverschakelaar in de werkpositie staat.
•
Sluit de pomp aan het stroomnet aan.
•
Na beëindiging van de werkzaamheden met helder water
doorspoelen.
Instellingen van de drijverschakelaar (afb. B + C)
Het in-, resp. uitschakelmoment van de pomp kan door
verschillende instellingen van de drijverschakelaar geregeld
worden. In afb. B is de drijverkabel zonder fixatiewijziging
met volle schakelradius te zien. Cijfer 1 is daarbij de "aan"
positie, cijfer 0 de "uit" positie.
Door een overeenkomstige fixatie van de drijverkabel aan
de greep van de pomp kan de schakelradius bij beperkte
plaatsomstandigheden of bij overeenkomstige
niveauregeling verkleind worden. Cijfer 1 in afb. C is ook
hier de "aan" positie, cijfer 0 de "uit" positie.
Storingen – Oorzaken - Oplossingen
Probleem:
Motor start niet
Oorzaak:
1.
Netspanning ontbreekt
2.
Pompwiel geblokkeerd
3.
Drijverschakelaar in "uit" positie
Maatregel:
1.
Spanning controleren
2.
Pompwiel op vreemde voorwerpen
controleren
3.
Waterstand controleren
(afb. B/C)
Probleem:
Pomp zuigt niet aan
Oorzaak:
Maatregel:
Probleem:
Oorzaak:
Maatregel:
Probleem:
Oorzaak:
Maatregel:
Inspectie en onderhoud
Met uitzondering van de hierna beschreven gevallen moet de
pomp bij reparatiebehoefte naar de klantendienst gebracht
worden. Zand en schurende substanties veroorzaken een
voortijdige slijtage en vermindering van het pompvermogen.
Werkzaamheden aan de elektrische onderdelen van de pomp
mogen uitsluitend slechts door de klantendienst uitgevoerd
worden (dit geldt ook voor de elektrische kabel en de drijver).
De vuilwaterdompelpompen behoeven praktisch geen
onderhoud. De lagers zijn zelfsmerend. Af en toe een
reiniging van de filterbasis uitvoeren, verdere
onderhoudswerkzaamheden zijn niet nodig. Slechts originele
onderdelen mogen gebruikt worden.
Om een lange levensduur van de pompafdichtingen
te garanderen adviseren wij de pomp regelmatig met
schoon water te spoelen.
Veiligheidsinstructies voor inspectie en onderhoud
Voordat willekeurige onderhoudswerkzaamheden aan de
pomp worden uitgevoerd, moet altijd de elektrische
aansluiting onderbroken worden (de stekker uit het
stopcontact nemen) en zich overtuigen dat de pomp niet in
bedrijf komt. Enkel een regelmatig onderhouden en een goed
verzorgd apparaat kan een tot tevredenheid werkend
hulpmiddel zijn. Onderhouds- en verzorgingsfouten kunnen
tot onvoorziene ongevallen en letsels leiden.
Inspectie- en onderhoudsschema
Tijdsinterval
Naar behoefte
27
1.
Pomphuis zonder water
2.
Waterstand te laag
3.
Pompwiel verstopt
1.
Luchtbellen laten ontsnappen
(afb. D)
2.
Pomp uitschakelen, waterstand
moet stijgen
3.
Verstopping verwijderen
Opvoerhoeveelheid van water is
onvoldoende
1.
Zuigkorf vervuild
2.
Waterspiegel daalt te snel
3.
Maximale opvoerhoogte
overschreden
4.
Knik in de pompleiding
1.
Zuigkorf reinigen
2.
Voor voldoende navloeiing zorgen
3.
Lengte van de pompweg controleren
4.
Controle van de pompleiding
Thermoschakelaar schakelt de pomp
uit
1.
Zuigkorf vervuild
2.
Watertemperatuur te hoog
3.
Pomp draait constant tegen de
maximale druk aan
1.
Zuigkorf reinigen en pomp laten
afkoelen
2.
Watertemperatuur verlagen
3.
Vaker een pauze inlassen
Beschrijving
Eventuele
overige
details
Reinigen en spoelen