pLAAtsEn VAn hEt fLItsAppArAAt
Bij het plaatsen van een flitsapparaat moet erop worden
gelet dat de voet helemaal in de flitsschoen (1.20)
van de Leica M Monochrom wordt geschoven en,
indien aanwezig, met de klemmoer tegen onverhoopt
loskomen wordt beveiligd. Dit is vooral bij flitsapparaten
met extra regel- en signaalcontacten belangrijk omdat
wijziging van de positie in de flitsschoen de vereiste
contacten onderbreekt en er daardoor storingen
kunnen ontstaan.
opmerking:
Voor het plaatsen moeten camera en flitsapparaat
worden uitgeschakeld.
dE fLItsModus
De volautomatische, d.w.z. door de camera geregelde,
flitsmodus is bij de Leica M Monochrom beschikbaar
met de hiervoor genoemde systeemcompatibele
flitsapparaten en in beide belichtingsmodi -
tijdautomaat
A
en handmatige instelling.
Bovendien is in alle drie belichtingsmodi een
automatische invul-flitsregeling actief. Om steeds
een uitgebalanceerde verhouding tussen flits- en
omgevingslicht te garanderen, wordt het flitsvermogen
bij toenemende helderheid evt. met max. 1
verminderd. Wanneer echter het aanwezige licht
zelfs met de kortst mogelijke flitssynchronisatietijd
van
1
/
s al overbelichting tot gevolg heeft, zal de
180
flits met de tijdautomaat niet worden geactiveerd. In
zulke gevallen wordt de sluitertijd overeenkomstig het
omgevingslicht geregeld en in de zoeker aangegeven.
Bovendien kunt u met de Leica M Monochrom met
tijdautomaat
A
gebruik maken van interessante
vormgevende flitstechniek zoals flitssynchronisatie op
het 2e in plaats van het gebruikelijke 1e sluitergordijn
en het flitsen met langere sluitertijden dan de
synchronisatietijd
camera via het menu ingesteld (meer hierover in de
volgende hoofdstukken).
De Leica M Monochrom geeft de ingestelde
gevoeligheid ook door aan het flitsapparaat.
Daarmee kan het flitsapparaat, voorzover het deze
2
/
EV
3
indicaties bezit en voorzover het op het objectief
gekozen diafragma ook op het flitsapparaat is
ingevoerd, zijn reikwijdte automatisch corrigeren. De
gevoeligheidsinstelling kan niet door het flitsapparaat
worden beïnvloed.
1
/
s. Deze functies worden op de
180
131