g) Montage van de carrosseriehouder
Er is een bouwset met bevestigingselementen meegeleverd
waarmee een individuele aanpassing aan elke gewenste carrosserie
mogelijk is.
De bouwset bevat:
4 afstandsbouten voor de carrosserie (1)
2 houders voor de carrosserie-afstandsbouten (2)
2 dragers voor de carrosseriehouders (3)
12 sluitringen (4)
1 set schroeven (5)
Carrosseriehouders monteren
• Steek de afstandsbouten voor de carrosserie in de houders. Het einde met het boorgat voor de carrosseriesplitpen hoort telkens aan dezelfde kant.
• Maak de afstandsbouten met de korte schroeven licht in de houder vast.
• Steek steeds een onderlegschijfje op de afstandsbouten.
Bevestiging van de carrosseriehouders steeds voor en achter:
• Steunen voor de carrosseriehouder met de rand (vlakke zijde naar boven) op de
differentieel-box plaatsen en vastschroeven.
• Schroef de afstandsbouten voor de carrosserie met de houder op de steunen vast.
• Pas de hoogte van de afstandsbouten aan de vorm van de carrosserie aan door het
verschuiven in de houder en fixeer deze door de schroeven aan te draaien, zie de
afbeelding rechts. Indien nodig kan de positie van de houder op de drager eveneens
aangepast worden.
• Breng gekleurd krijt of traag drogende verf aan op de punten van de
carrosseriehouder, en plaats de carrosserie zo exact mogelijk op het chassis.
• Neem de carrosserie weer af en boor de gaatjes voor de carrosseriehouder op de
met verf of krijt gemarkeerde plaatsen van de carrosserie. Gebruik hiervoor bij
voorkeur een speciale carrosserieboor.
• Bepaalde plaats van het antennebuisje op de carrosserie en boor ook hier een gat
om de antenne door te voeren.
• Breng evt. uitsnijdingen voor de trekstarter, de tanksluiting en de koelkop aan.
h) Uitlijning en tandflankspeling van de aandrijving controleren
De motor brengt zijn vermogen over via de rondsels op de koppelingsklok op het hoofdtandwiel. Beide draaiassen, dus de krukas aan de motorzijde en de as
van de aandrijving naar de voor- en achteras, moeten exact parallel uitgelijnd zijn. Zo worden spanningen in de aandrijving, voortijdige slijtage van de rondsels
en kogellagers alsook prestatieverlies voorkomen.
De parallelle afstelling van de krukas en de aandrijving moet vóór de ingebruikname van het voertuig gecontroleerd en evt. bijgesteld worden!
Bij een parallelle afstelling grijpen het rondsel op de koppelingsklok en het hoofdtandwiel
gemakkelijk in elkaar. Te veel speling zal mettertijd de tandwielen en te weinig speling
de kogellagers in de koppeling en de motor vernielen.
Tandflankspeling controleren
• Steek een dunne strook papier tussen het rondsel op de koppelingsklok en het
hoofdtandwiel van de aandrijving.
• Draai de tandwielen met de hand
• De papierstrookjes mogen bij het doordraaien niet scheuren!
Tandflankspeling afstellen
• Draai de vier schroeven van de bevestiging van de motorhouder aan de onderkant
van het chassis los
• Motor zijdelings uitlijnen en de schroeven weer goed vastdraaien.
• Vier schroeven boven op de motordrager losmaken en de motor verticaal uitlijnen.
106