OPMERKING Gebruik enkel de brandstof
die aangegeven is in de tabel van de technische
gegevens. Gebruik geen andere soorten
brandstof. Het gebruik van ecologische
brandstof, zoals alkylaatbenzine, is toegestaan.
De samenstelling van deze benzine heeft
een kleinere impact op de personen en op
de omgeving. Er werden geen negatieve
gevolgen gemeld voortkomend uit het gebruik
ervan. Er zijn ook soorten alkylaatbenzine in
de handel verkrijgbaar waarvoor men geen
nauwkeurige gebruiksaanwijzingen kan
geven. Voor meer informatie, raadt men aan
de instructies en gegevens te raadplegen
van de fabrikant van de alkylaatbenzine.
OPMERKING Benzine is onderhevig aan
bederf en mag niet langer dan 30 dagen in
het reservoir blijven. Alvorens de machine
gedurende een lange tijd op te bergen, dient
men een voldoende hoeveelheid brandstof in
het reservoir te laden om het laatste gebruik
teneinde te kunnen brengen (hfdst. 8).
7.3 CONTROLE / BIJVULLEN MOTOROLIE
Controleer het oliepeil
vòòr ieder gebruik.
OPMERKING De machine wordt aan
de gebruiker geleverd zonder motorolie.
7.3.1 Controle / bijvullen
Procedure:
• Zet de machine vlak voor de controle.
• Reinig rondom de staaf (afb. 15.F). Draai de
staaf los en haal ze eruit. Reinig de staaf.
• Steek de staaf helemaal in het reservoir
zonder ze vast te draaien.
• Haal de staaf er opnieuw uit.
Controleer het oliepeil.
• Draai de vuldop van de olie los (afb. 15.K).
• Vul bij, indien het peil lager is dan
het teken "MAX" (afb. 17)
• Voor de correcte vervangingsprocedure
zie par. 7.3.2
Vul niet teveel olie bij, dit zou kunnen
leiden tot oververhitting van de motor.
Indien het peil over het niveau "MAX" komt,
moet men tot aan het juiste peil draineren.
OPMERKING Voor het soort te gebruiken
olie, zie "Tabel technische gegevens".
7.3.2 Vervanging
De motorolie kan zeer heet zijn indien
ze onmiddellijk na het uitschakelen van
de motor verwijderd wordt. Laat daarom
de motor enkele minuten afkoelen
alvorens de olie te verwijderen.
Vervang de motorolie met de frequenties die
aangegeven zijn in de "Tabel onderhoud".
Vervang de olie vaker indien de motor in
moeilijke omstandigheden moet werken.
Ga als volgt te werk:
1. Plaats de machine op een
vlakke oppervlakte.
2. Plaats een opvanghouder onder de aflaatpijp.
3. Verwijder de vuldop (afb. 15.K).
4. Verwijder de aflaatdop (afb. 15.J).
5. Vang de olie op in de houder.
6. Draai de aflaatdop van de olie weer vast.
7. Reinig eventuele olielekken.
8. Vul met nieuwe olie. Voor de hoeveelheid
olie, zie "Tabel technische gegevens".
9. Bij iedere bijvulling, start de motor en laat
deze gedurende minstens 30 seconden
aan het minimumtoerental draaien.
10. Controleer of er geen olie lekt.
11. Schakel de motor uit. Wacht 30 seconden
en controleer opnieuw het oliepeil. Indien
nodig, zie ook "controle/bijvullen" (par. 7.3.1).
BELANGRIJK Dien de olie in voor
verwerking volgens de plaatselijke normen.
7.4
REINIGING
Voer de reiniging uit bij stilstaande
machine. Tracht de sneeuw niet van de
aflaat te verwijderen zonder eerst:
• het commando van de toevoerschroef
losgelaten te hebben.
• de motor uitgeschakeld te hebben.
• de contactsleutel verwijderd te hebben
Reinig de machine steeds na gebruik. Neem de
volgende instructies in acht bij het reinigen:
• Gebruik de schoep (afb. 1.I) voor de reiniging
van het uitlaatglijvlak en voor de reiniging
van de machine van sneeuwresten.
• Reinig de motor met een
borstel en/of perslucht.
• Spuit geen water direct op de motor.
• Na de reiniging met water, de machine
en de toevoerschroef opstarten om het
water te verwijderen dat anders in de
lagers zou kunnen doordringen en daar
schade zou kunnen veroorzaken.
NL - 13