1. Breng het commando omlaag
(afb. 14.D) tot dit tegen het handvat
voor de voortbeweging komt.
2. Laat het commando los om de
voortbeweging van de machine te stoppen.
Als het commando voor voortbeweging samen
met het commando van de toevoerschroef
ingeschakeld wordt, blijft deze ingeschakeld
ook nadat hij losgelaten wordt. Hij wordt enkel
uitgeschakeld wanneer het commando van de
toevoerschroef uitgeschakeld wordt (afb. 14.C).
5.9 HENDEL VAN HET STUUR (ST 627 S)
De hendel van het stuur opent een
differentieel vergrendelsysteem voor een
gemakkelijkere besturing van de machine.
Om naar rechts te draaien, druk
op de hendel (afb. 14.H) en richt
de machine gelijktijdig naar rechts.
Door op de machine te duwen,
wordt het rechterwiel geblokkeerd
en kan men naar rechts draaien.
Om naar links te draaien, druk
op de hendel (afb. 14.I) en richt
de machine gelijktijdig naar links.
Door op de machine te duwen,
wordt het linkerwiel geblokkeerd
en kan men naar links draaien.
OPMERKING Afdraaien zonder de
hendel te gebruiken is moeilijker.
5.10 COMMANDO TOEVOERSCHROEF
Dit commando schakelt de rotatie
van de toevoerschroef in.
• Om de rotatie van de toevoerschroef in
te schakelen, brengt men het commando
omlaag (afb. 14.C) tot tegen het handvat.
• Indien enkel het commando van de
toevoerschroef ingeschakeld wordt, zal
de rotatie van de toevoerschroef stoppen
wanneer het commando losgelaten wordt,
en zal het commando automatisch naar
de oorspronkelijke stand terugkeren.
5.11 VERSNELLINGSHENDEL
De machine is voorzien van een
versnellingsbak die ingeschakeld kan
worden met een hendel (afb. 14.A):
• 6 standen voor de regeling van
de vooruitversnelling
• 2 standen voor de regeling van
de achteruitversnelling
5.12 ORIËNTATIE GLIJVLAK
EN DEFLECTOR (VERSIE
DRAAIKNOP) (ST 526 S)
De rotatie van het uitlaatglijvlak wordt
geregeld aan de hand van de knop die
toestaat het uitlaatvlak van de sneeuw
in de gewenste richting te oriënteren.
• Verdraai het knopje (afb. 14.E)
met de klok mee / tegen de klok in
om het glijvlak te draaien.
De bovenkant en de onderkant van de
deflector worden bediend aan de hand
van de hendel (afb. 14.B). Beweeg de
hendel vooruit / achteruit om de deflector
omlaag / omhoog te brengen.
• Hendel helemaal vooruit = deflector laag.
• Hendel helemaal achteruit
= deflector hoog.
5.13 ELEKTRISCHE ORIËNTATIE
GLIJVLAK EN DEFLECTOR (VERSIE
DRUKKNOPPEN) (ST 627 S)
Dit staat toe de uitlaat van de sneeuw in
de gewenste richting te oriënteren.
• Druk de toets (afb. 14.L) vooruit en achteruit
om de deflector te oriënteren (afb. 1.G).
• Duw de toets (afb. 14.M) naar rechts / links
om het glijvlak te oriënteren (afb. 1.H).
5.14 SCHAKELAARS KOPLAMPEN EN
VERWARMING HANDVAT (OPTIE)
Om de koplampen aan te zetten, brengt
men de schakelaar naar stand I (afb. 14.F).
• Koplampen aan = schakelaar op stand I.
Om de verwarming van het handvat
aan te schakelen, duwt men de
schakelaar naar stand I (afb. 14.G).
• Verwarming aan = schakelaar op stand I.
6. GEBRUIK VAN DE MACHINE
De veiligheidsnormen die in acht
genomen moeten worden tijdens
het gebruik van de machine zijn
beschreven in hfdst. 2. Neem deze
aanwijzingen strikt in acht om geen
ernstige risico's of gevaren te lopen.
NL - 9