Werkinstructies
De hierna volgende informatie en
gebruiksvoorbeelden vergemakkelijken
de werkzaamheden en dragen bij aan
een optimaal reinigingsresultaat.
Werkdruk en waterdoorzet
Hoge druk lost het vuil beter op. Des te
meer water, des te beter het opgeloste
vuil wordt afgevoerd.
Kwetsbare delen en oppervlakken (bijv.
autolak, rubber) met lage druk of een
grotere afstand reinigen om
beschadigingen te voorkomen. Voor het
reinigen van auto's is een druk van 100
bar meer dan voldoende.
Sproeiers
Vlakstraalsproeier
Universeel inzetbaar – voor het reinigen
van onderdelen en (kwetsbare)
oppervlakken
Toepassingen:
Reinigen van auto's en machines
–
Reinigen van tegels en terrassen
–
Reinigen van dak en gevels
–
Rotorsproeier
Voor het verwijderen van hardnekkig vuil
op stroeve oppervlakken.
Sterk vervuilde oppervlakken
Sterk vervuilde oppervlakken voor het
reinigen inspuiten met water.
RE 232, RE 272 PLUS, RE 282 PLUS
Reinigingsmiddel:
Met behulp van reinigingsmiddelen kan
de reinigende werking worden versterkt.
Door de betreffende inwerktijd
(afhankelijk van het gebruikte
reinigingsmiddel) wordt de
reinigingscapaciteit verhoogd.
Het reinigingsmiddel niet op laten
drogen.
De reinigingsmiddelen altijd in de
voorgeschreven dosering gebruiken en
op de betreffende instructies van het
reinigingsmiddel letten.
Mechanische reiniging:
Door extra gebruik van bijv. een
rotorsproeier of een wasborstel kan
sterk vasthechtend vuil beter worden
verwijderd.
Apparaat uitschakelen
De schakelaar in stand 0 draaien
N
De waterkraan dichtdraaien
N
De hendel van het spuitpistool
N
ingeknepen houden totdat het water
alleen nog maar uit de sproeierkop
druppelt (de druk in het apparaat is
nu afgebouwd)
De hendel loslaten
N
1
Veiligheidspal (1) in de richting van
N
de pijl schuiven – het spuitpistool
wordt vergrendeld, onbedoeld
inschakelen wordt zo voorkomen
Nederlands
231