NL
De instellingen van de door de camera geregelde, automati-
sche flitsmodus
Nadat het gebruikte flitsapparaat is ingeschakeld en op de
geschikte modus voor TTL flits-belichtingsregeling (zie flitshandlei-
ding) is geplaatst, moet daartoe aan de camera:
1. vóór elke flitsopname eerst de belichtingsmeting door licht
indrukken van de ontspanner worden ingeschakeld; dat wil
zeggen: de weergave in de zoeker moet overgeschakeld zijn op
de sluitertijden of de lichtschaal. Als dit door te snel en in één
keer volledig indrukken van de ontspanner wordt verzuimd, zal
het flitsapparaat eventueel niet worden geactiveerd.
2. het tijd-instelwieltje op
of op een langere sluitertijd (ook
modus Tijdautomaat bepaalt de camera de sluitertijd aan de
hand van het omgevingslicht, begrenst echter lange sluitertijden
conform de 1/brandpuntsafstand-regel om bewegingson-
scherpte te verminderen.
3. de gewenste (respectievelijk het voor de betreffende afstand
tot het onderwerp benodigde) diafragma worden ingesteld.
Opmerking:
Als de automatische geregelde of handmatig ingestelde sluitertijd
korter is dan
⁄
s, zal het flitsapparaat niet flitsen, behalve als het
1
180
een HSS-compatibel flitsapparaat is (zie pagina 89).
88
, op de flitssynchronisatietijd (
A
) worden ingesteld. In de
B
De controleweergaven van de flitsbelichting in de zoeker bij
systeemconforme flitsapparaten
In de zoeker dient een flitsvormige LED voor terugmelding en weer-
gave van verschillende situaties. Deze LED verschijnt samen met de
beschreven weergaven voor de belichtingsmeting van het aanwezige
licht.
In de automatische flitsmodus
(Flitsapparaat ingesteld op regeling richtgetal of TTL)
•
verschijnt ondanks ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet:
⁄
s),
1
180
Op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan
ingesteld en het aangesloten flitsapparaat is niet HSS-compati-
bel. In zulke gevallen activeert de camera ook een ingeschakeld
en paraat flitsapparaat niet.
•
knippert voor de opname langzaam (2 Hz):
Het flitsapparaat is nog niet paraat
•
brandt voor de opname:
Het flitsapparaat is paraat.
•
blijft na het ontspannen ononderbroken branden, de overige
weergaven zijn echter uit:
De flits blijft paraat.
•
knippert na het ontspannen snel (met 4 Hz), de overige weer-
gaven zijn echter uit:
Het apparaat is nog niet weer bedrijfsgereed gemaakt.
•
gaat na het ontspannen samen met de overige weergaven uit:
Onderbelichting, bijvoorbeeld door een voor het onderwerp te
klein geselecteerd diafragma.
⁄
s
1
180