DEFECTEN
Gele vlam.
De
brander
start
maar met een ver-
traagde ontsteking.
6.2
STORINGEN IN DE WERKING
DEFECTEN
De brander vergren-
delt tijdens de wer-
king.
3329
MOGELIJKE OORZAKEN
Verstuiver vuil of versleten.
Verkeerd luchtdebiet.
Pompdruk niet goed ingesteld.
Luchtopening verstopt.
Afvoercircuit rookgassen verstopt.
Ontstekingselektroden slecht ge-
plaatst.
Te sterk luchtdebiet.
Verstuiver vuil of beschadigd.
MOGELIJKE OORZAKEN
De vlam dooft 4
maal.
De brander gaat niet uit.
Vervangen.
Luchtdebiet afstellen.
Druk en debiet van de brandstof controle-
ren en afstellen volgens hetgeen in deze
handleiding vermeld is.
Reinigen.
Reinigen.
Afstellen zoals opgegeven in deze
handleiding.
Afstellen zoals opgegeven in deze
handleiding.
Vervangen.
De fotocel schoonmaken of vervangen.
Vuile of versleten verstuiver vervangen.
Fotocel controleren.
Zuigertje van de drukregelaar controle-
ren.
Afsluitkraan van de pomp controleren.
16 NL
OPLOSSINGEN
OPLOSSINGEN