e) Roer controleren
In afbeelding 3 ziet u het roer (1), de bevestigingsschroeven van het roer (2), de stangenaansluiting voor de bestu-
ringsstang (3), de aansluiting van de waterkoeling (4) en de inlaatopening van de waterkoeling aan het roer (5).
Schakel uw afstandsbediening in en stel de stuurservo op de neutrale stand in. Stel het roer eveneens in de neutrale
stand af.
Maak hiervoor de binnenzeskantschroef van de stangaansluiting (3) los en stel de stuurstang zo af dat het roer zich
bij een neutraal ingestelde servo eveneens in de neutrale stand (middelste stand) bevindt. Vervolgens maakt u de
stuurstang opnieuw met de binnenzeskantschroef vast.
Controleer de functie roerbesturing. Let hierbij ook op de instructies in het volgende hoofdstuk „Ingebruikname van
het model". Tenslotte moet de slang voor de waterkoeling (4) worden bevestigd.
Controleer voor elke vaart het roer en de besturing op hun vaste zitting en beschadigingen. Een beschadig-
de of losse sturing/bevestiging (vb. losse schroeven, zie afbeelding 3, pos. 2 en 3) moet voor het uitvaren
worden hersteld. Anders kan het gebeuren dat de stuurstangen en/of het roer tijdens de werking ongewild
loskomt.
Hierbij bestaat het gevaar voor verdere schade aan uw model (vb. de stuurservo loopt vast). Bovendien
kan uw model niet meer worden bestuurd en kan het oncontroleerbare schade aanrichten. Houd daarbij ook
rekening met de volgende voorschriften in het hoofdstuk 9 „Ingebruikname van het model".
Schroefverbindingen „metaal/metaal" moeten door zogenaamde stopmoeren of met een druppel borglak
tegen ongewild losmaken worden vastgemaakt.
Afbeelding 3
91