Inbedrijfstelling
Luchtregeling / controle programmaverloop
Luchtregeling
De regeling van de verbrandingslucht
gebeurt op twee plaatsen:
· aan drukzijde via de spleet tussen
stuwschijf en branderbuis.
· aan aanzuigzijde via de van de servo-
motor Y10 aangedrevene luchtklep.
Servomotor Y10
1
Vier verstelbare rode nokken
2
Markering van de nokkenstand
gerelateerd aan de schalen 4
S
Stelbout van de nokken
4
Drie in 0 t/m 160° ingedeelde
schalen
5
Wijzer van de luchtklepstand
6
Verwijderbare steekverbinder
Functie van de nokken
I
Luchtklepstand 2e trap
II
Luchtafsluiting
III
Aansturing magneetklep 2e trap
IV
Luchtklepstand 1e trap
m
Instelwaarde
schakelnok III moet tussen scha-
kelnok I en IV liggen.
Controle van het programmaverloop
van de brander vóór de eerste gas-
vrijgave
· Handmatige afsluiter vóór de compacte
gas-unit sluiten.
· Als er niet voldoende gasdruk vóór
de compacte gasarmatuur beschik-
baar is, zo nodig gasdrukbewaker
overbruggen (klem 2 en 3), hiervoor
brander spanningsvrij maken.
· Brander door inschakelen van de
verwarmer starten en programma-
verloop controleren.
· Ventilator start met een vertraging,
afhankelijk van de stand van de ver-
brandingsautomaat.
· Voorventilatietijd (54s)
· Voorventilatietijd (3s)
· Magneetkleppen openen
· Beveiligingstijd (3s)
· Uitschakelen in storingstoestand na
afloop van de beveiligingstijd met
vergrendeling van de branderauto-
maat (de storingslamp brandt)
· Brander door scheiden van de elek-
trische aansluiting spanningsvrij
maken en zo nodig draadbrug
gasdruk-bewaker verwijderen.
· Elektrische aansluiting weer herstel-
len.
· Verbrandingsautomaat ontgrendelen.
· Brander starten.
01/2006 - Art. Nr. 13 019 655A
De luchtregeling in de branderkop
beïnvloedt behalve de luchthoeveelheid
ook de mengzone en de luchtdruk in de
branderbuis. Bout A
rechtsom draaien = meer lucht
–
linksom = minder lucht
–
· Ma Y conform insteltabel instellen.
Luchtregeling via luchtklep
De luchtregeling aan aanzuigzijde
gebeurt via een luchtklep.
Deze wordt via de servomotor Y10
aangedreven.
De stand van de luchtklep wordt door
instelling van de nokken I - IV vastge-
legd.
NL
45