Het codeslot geeft alleen bepaalde waarschuwingstonen weer
• Controleer of u de geluidssignalen uitgeschakeld hebt; schakel de ze opnieuw in (hoofdstuk
11. n).
De gebruikerscode werkt niet
Wanneer er programmeringen aanwezig zijn (bv. gebruikerscodes) en u de toegangsmodus
omschakelt (zie hoofdstuk 11. m), komt het tot verschillende functiestoringen.
Wis daarom voor en na het omschakelen van de toegangsmodus alle aanwezige programme-
ringen, zie hoofdstuk 11. c).
Voer dan een nieuwe programmering uit.
Waarom is dit nodig?
In de manuele toegangsmodus (na het invoeren van een gebruikerscode moet ruitknop
ingedrukt worden zodat het codeslot de code controleert) kunnen de codes 4 tot 8
tekens tellen; de codes moeten niet dezelfde lengte hebben.
In de automatische toegangsmodus (ook "Auto Entry"-functie genoemd) moeten
daarentegen alle codes dezelfde lengte hebben, bv. 5 tekens.
Wanneer het ingevoerde aantal cijfers (bv. 5 cijfers) bereikt is, controleert het codeslot
de code. Als de gebruikerscode correct is, activeert het codeslot de respectievelijke
uitgang.
Als er bijvoorbeeld in de manuele toegangsmodus een mastercode met 6 tekens en
gebruikerscodes met 4, 5 of 6 tekens zijn geprogrammeerd en u activeert de automa-
tische toegangsmodus, dan wacht het codeslot bv. op het 5e of 6e teken - hoewel u
echter een gebruikerscode van 4 tekens hebt geprogrammeerd.
• In de automatische toegangsmodus ("Auto Entry"-functie, zie hoofdstuk 11. m) moet de
gebruikerscode dezelfde lengte hebben als de mastercode (bv. 5 tekens).
Pas na de invoer van het laatste cijfer controleert het codeslot de gebruikerscode (en activeert
bij geldige gebruikerscode de respectievelijke uitgang).
Ook alle andere codes (bv. secundaire code) moeten hetzelfde aantal tekens als de mastercode
hebben.
Ondefinieerbare functieproblemen
• Wis alle aanwezige programmeringen, zie hoofdstuk 11. c) en voer een nieuwe programmering
uit.
• Schrijf alle programmeringen op zodat u ze evt. ongedaan kunt maken.
• Controleer de bekabeling van het codeslot.
235