m) Toegangsmodus selecteren
Opdat het codeslot een ingevoerde code herkent, zijn er twee verschillende mogelijkheden:
• "Auto-Entry"-functie = automatische toegangsmodus
Het drukken op de ruitknop
Wanneer het ingevoerde aantal cijfers (bv. 5 cijfers) bereikt is, controleert het codeslot de code.
Als de gebruikerscode correct is, activeert het codeslot de respectievelijke uitgang.
Deze toegangsmodus kan bijvoorbeeld worden gebruik wanneer er veel personen toegang
willen hebben aangezien een snellere bediening mogelijk wordt.
Belangrijk!
Alle codes (mastercode, gebruikerscode, supergebruikerscode, bezoekerscode) moeten
hetzelfde aantal cijfers hebben, bv. 5-cijferige codes.
Als dit niet in acht wordt genomen, werkt bv. de invoer van een supergebruikerscode
niet.
Wij raden u aan om voor het omschakelen van manueel naar automatische toegangs-
modus alle programmeringen te wissen, zie hoofdstuk 11. c).
• Manuele toegangsmodus
Nadat een gebruikerscode werd ingevoerd, moet men op de ruitknop
codeslot de code controleert.
Elke code (mastercode, gebruikerscode, supergebruikerscode, bezoekerscode) kan 4 tot 8
tekens bevatten; een verschillende codelengte is mogelijk.
Daardoor is er een hogere veiligheid ook met betrekking tot het proberen van codes door
niet-geautoriseerde personen.
Ga als volgt te werk om een toegangsmodus te selecteren:
• Het codeslot moet zich in de programmeermodus bevinden, zie hoofdstuk 11. b).
• Voer de programmeercode
• Kies de gewenste functie:
"Auto-Entry"-functie = automatische toegangsmodus
Manuele toegangsmodus (basisinstelling)
• Bevestig de invoer met knop
• Het codeslot geeft twee pieptonen weer, het programmeren is opgeslagen.
na invoer van een gebruikerscode is niet nodig.
in.
.
drukken opdat het
221