4e voorbeeld: Toegang via transponder en gemeenschappelijke secundaire code
De gemeenschappelijke secundaire code geldt voor alle transponders (voor uitgang
#1 en uitgang #2 is er echter telkens een afzonderlijke code programmeerbaar).
Let op:
Voor u de hieronder beschreven programmeerstappen kunt uitvoeren, moet eerst een
gemeenschappelijke secundaire code worden geprogrammeerd, zie hoofdstuk 11. f).
Anders is het programmeren niet mogelijk en ontvangt u een foutmelding.
(a)
(b)
(a) Uitgang #1 moet worden geschakeld
(b) Toegang via transponder + aansluitende invoer van de secundaire code
(c) Geheugenplaatsnummer "003" (voor uitgang #1 is mogelijk: 000 - 999)
(d) Transponder voor het sensorvlak houden (afstand < 2 cm)
(e) Programmering opslaan (codeslot geeft twee pieptonen weer)
(a)
(b)
(a) Uitgang #2 moet worden geschakeld
(b) Toegang via transponder + aansluitende invoer van de secundaire code
(c) Geheugenplaatsnummer "029" (voor uitgang #2 is mogelijk: 001 - 100)
(d) Transponder voor het sensorvlak houden (afstand < 2 cm)
(e) Gegevens opslaan (codeslot geeft twee pieptonen weer)
Wanneer het codeslot zich in de normale modus bevindt (niet in de programmeermodus),
houdt u eerst een geldige transponder voor het sensorvlak onder aan het codeslot
(afstand < 2 cm).
Het codeslot geeft een pieptoon weer en de linker LED (1) knippert (oranje).
Voer nu binnen maximum 30 seconden de gemeenschappelijke secundaire code in en
druk op ruitknop
Wanneer u de "Auto Entry"-functie inschakelt (zie hoofdstuk 11. m), is het niet nodig om
op de ruitknop
code schakelt het codeslot de overeenkomstige uitgang.
208
(Transponder lezen)
(c)
(d)
(Transponder lezen)
(c)
(d)
. Het codeslot schakelt nu de overeenkomstige uitgang.
te drukken. Onmiddellijk na het invoeren van de correcte secundaire
(e)
(e)