Télécharger Imprimer la page

Bertazzoni RWC60S5TPNS Manuel D'installation, D'entretien Et D'utilisation page 224

Publicité

GEBRUIK
WITTE WIJNEN
Witte wijnen worden normaal gesproken niet op een hoge
temperatuur geserveerd, omdat ze over het algemeen
zuurder zijn dan rode wijnen en niet veel tannine bevatten.
Daarom zijn ze lekkerder bij een lage temperatuur.
Deze wijnen moeten bij voorkeur worden bewaard en
geserveerd op een temperatuur tussen 10 ℃ en 14 ℃
(50 ℉ en 57 ℉). Jonge, frisse en aromatische wijnen
kunnen ook worden geserveerd op een temperatuur van
10 ℃ (50 ℉), terwijl voor minder aromatische wijnen een
temperatuur van 12 ℃ (54 ℉) wordt aangeraden.
Temperaturen tussen 12 ℃ en 14 ℃ (54 ℉ en 57 ℉) zijn
geschikt voor zachte, rijpe witte wijnen die een paar jaar op
fles hebben gerijpt. Hogere temperaturen zouden het zoete
karakter van de wijn versterken, ten koste van de
zuurgraad en de smaak, die juist als aangename en
gewenste
kenmerken
beschouwd.
ROSÉWIJNEN
Roséwijnen worden gewoonlijk op dezelfde temperatuur
geserveerd als witte wijnen. Houd er echter rekening mee
dat deze wijnen een bepaalde hoeveelheid tannine kunnen
bevatten. Daarom kan het wenselijk zijn om ze op een
hogere temperatuur te proeven, zodat ze niet te wrang
worden. Daarom worden ze op een temperatuur tussen 10
en 12 ℃ (50 en 54 ℉) geserveerd als ze jong en fris zijne
en op een temperatuur tussen 12 en 14 ℃ (54 en 57 ℉) als
ze steviger en rijper zijn.
RODE WIJNEN
Rode wijnen bevatten meer tannine en zijn minder zuur.
Daarom worden ze meestal op een hogere temperatuur
geserveerd.
Jongere en minder tanninerijke wijnen worden meestal
geserveerd op een temperatuur tussen 14 en 16 ℃ (57 en
61 ℉), terwijl vollere en meer tanninerijke wijnen kunnen
worden geserveerd op een temperatuur van 16 ℃ (64 ℉)
en in uitzonderlijker gevallen zelfs een temperatuur van
18 ℃ (64 ℉). Sommige wijnen die jarenlang op fles hebben
gerijpt, en nog steeds vol en tanninerijk zijn, kunnen op
18 ℃ (64 ℉) of zelfs op 20 ℃ (68 ℉) worden geserveerd.
Jonge rode wijnen met weinig tannine en minder structuur
kunnen bij lagere temperaturen worden gedronken,
tussen12 en 14 ℃ (54 en 57 ℉).
224
voor
dit
soort
wijn
MOUSSERENDE WIJNEN VOLGENS DE KLASSIEKE
OF CHARMAT-METHODE
Gezien de grote verscheidenheid aan mousserende wijnen
op de markt is het lastig om voor iedereen een geldige
aanbeveling te doen.
Over het algemeen geldt dat zoetere en meer aromatische
mousserende wijnen op lagere temperaturen geserveerd
moeten worden, tot 8 ℃ (46 ℉), dit in verband met hun
aromatische karakter. Meer tanninerijke mousserende
wijnen kunnen op hogere temperaturen, tot 14 ℃ (57 ℉),
worden geserveerd.
Droge mousserende wijnen volgens de Charmat- of
Martinotti-methode, zoals sommige Prosecco's, moeten
over het algemeen tussen 8 en 10 ℃ (46 en 50 ℉) worden
geserveerd. Mousserende wijnen volgens de klassieke
worden
methode en de 'méthode Champenoise' zoals Champagne
worden normaal gesproken ook op deze temperaturen
geserveerd maar voor mousserende wijnen die al enige tijd
gerijpt zijn, zoals Millesimati, kan men tot 12 ℃ (54 ℉) gaan
om de ontwikkeling van complexe aroma's te bevorderen.
Het is echter raadzaam, vooral bij de beste wijnen, om de
op de fles vermelde aanbevelingen van de producent op te
volgen.
MOUSSERENDE WIJNEN
Voor
half-mousserende
temperatuuraanwijzingen als voor mousserende wijnen
volgens de klassieke of Charmat-methode. Deze wijnen
worden over het algemeen geserveerd op een temperatuur
tussen 10 en 12 ℃ (50 en 54 ℉). Voor droge en halfdroge
mousserende
serveertemperatuur, tussen 8 en 10 ℃ (46 en 50 ℉)
aanbevolen.
wijnen
gelden
wijnen
wordt
een
dezelfde
iets
lagere

Publicité

loading

Ce manuel est également adapté pour:

Rwc45s5tplsRwc45s5tprs