Nederlands
Alleen die plantenbeschermingsmiddelen ver‐
werken die voor het gebruik met spuitapparatuur
zijn vrijgegeven.
Het gebruik van het apparaat voor andere doel‐
einden is niet toegestaan en kan leiden tot onge‐
lukken of schade aan het apparaat. Geen wijzi‐
gingen aan de plantenspuit aanbrengen – ook dit
kan leiden tot ongelukken of schade aan de
plantenspuit.
2.3
Kleding en uitrusting
De voorgeschreven kleding en uitrusting dragen
bij het werken met, het vullen en reinigen van het
apparaat. De instructies voor de veiligheid in de
handleiding van het plantenbeschermingsmiddel
opvolgen.
De werkkleding moet nauw aansluiten en mag tij‐
dens het werk niet hinderen.
Met plantenbeschermingsmiddelen in aanraking
gekomen kleding direct verwisselen.
Bij sommige plantenbeschermings‐
middelen moet een vloeistofdicht vei‐
ligheidspak worden gedragen.
Bij werkzaamheden boven het hoofd bovendien
een vloeistofdicht hoofddeksel dragen.
Vloeistofdichte en plantenbescher‐
mingsmiddelbestendige veiligheids‐
laarzen met stroeve zool dragen.
Nooit blootsvoets of met sandalen werken.
Vloeistofdichte en plantenbescher‐
mingsmiddelbestendige handschoe‐
nen dragen.
WAARSCHUWING
Om de kans op oogletsel te reduce‐
ren een nauw aansluitende veilig‐
heidsbril volgens de norm EN 166
dragen. Erop letten dat de veilig‐
heidsbril goed zit.
Een geschikte mondkap dragen.
Het inademen van plantenbeschermingsmidde‐
len kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Om
gezondheidsrisico's of allergische reacties te
voorkomen een geschikte mondkap dragen. Op
de aanwijzingen van het plantenbeschermings‐
middel en de nationale veiligheidsvoorschriften,
bijv. van beroepsgroepen, sociale instanties, de
arbeidsinspectie en andere letten.
28
2 Veiligheidsaanwijzingen en werktechniek
2.4
Vervoer
Bij vervoer in voertuigen:
– Het apparaat tegen kantelen en beschadiging
beveiligen
– Het reservoir moet leeg, drukloos en schoon
zijn
2.5
Reinigen
Kunststof onderdelen reinigen met een doek.
Agressieve reinigingsmiddelen kunnen het kunst‐
stof beschadigen.
Voor het reinigen geen hogedrukreiniger gebrui‐
ken. De harde waterstraal kan componenten
beschadigen.
2.6
Toebehoren
Alleen die onderdelen of toebehoren monteren
die door STIHL voor dit apparaat zijn vrijgegeven
of technisch gelijkwaardige onderdelen. Bij vra‐
gen hierover contact opnemen met een geautori‐
seerde dealer. Alleen hoogwaardige onderdelen
of toebehoren monteren. Als dit wordt nagelaten
is er kans op ongelukken of schade aan het
apparaat.
STIHL adviseert originele STIHL onderdelen en
toebehoren te monteren. Deze zijn qua eigen‐
schappen optimaal op het apparaat en de eisen
van de gebruiker afgestemd.
Geen wijzigingen aan het apparaat aanbrengen
– uw veiligheid kan hierdoor in gevaar worden
gebracht. Voor persoonlijke en materiële schade
die door het gebruik van niet-vrijgegeven aan‐
bouwapparaten wordt veroorzaakt is STIHL niet
aansprakelijk.
2.7
Omgang met plantenbescher‐
mingsmiddelen
Voor ieder gebruik de gebruikshandleiding van
het plantenbeschermingsmiddel lezen. De aan‐
wijzingen voor het mengen, het gebruik, de per‐
soonlijke veiligheidsuitrusting, het opslaan en het
milieuverantwoord afvoeren opvolgen.
De wettelijke voorschriften met betrekking tot de
omgang met plantenbeschermingsmiddelen aan‐
houden.
Plantenbeschermingsmiddelen kunnen bestand‐
delen bevatten die schadelijk zijn voor mensen,
dieren, planten en het milieu – kans op vergifti‐
ging en levensgevaarlijk letsel!
Contact met plantenbeschermingsmiddelen ver‐
mijden.
0458-595-9421-B